het voor dat ze van mening verschillen of dat hun bevindingen niet overeenkomen. Hij constateert ook fouten, bijvoorbeeld als een vroedvrouw tijdens de bevalling een stuitligging niet ontdekt heeft. Of als ze een navelstreng niet goed afgebonden of er te hard aan getrokken heeft, waardoor die afbreekt. Eén keer schrijft hij dat het een vroedvrouw aan 'de noodige kennis' ontbreekt om het tweede kind van een tweeling te verlossen. In de verslagen noemt hij de namen van twaalf vroedvrouwen, maar met een tweetal werkt hij vaak samen: Susanna van Kamerik en de weduwe Corne lia Engels. Bij een verlossing op het platteland, 'over brigdamme, 't eerste weggetje aan de regterhandj vermeldt hij alleen dat hij door een 'boerevroedvrouw' geroepen is. Als een vrouw eerder met veel problemen is bevallen en 'de verlossching peni bel' is geweest, is er sprake van een medische indicatie. De vroedvrouw brengt De Wind hiervan op de hoogte en vraagt hem, als het moment daar is, de bevalling over te nemen. Soms wordt hij door een echtgenoot 'verzogt' te komen. Bij der tig bevallingen (10 is hij van tevoren al besproken om een notabele vrouw bij te staan.30 Dat waren de echtgenotes van excellentie Van Citters, vrouwen van Zeeuwse VOC-bewindhebbers, burgemeesters en raadsheren, de vrouw van de rector van de Latijnse school, de vrouw van een predikant, van een apotheker en van een chirur gijn. Meestal is daar dan geen verloskundige indicatie voor. Het past wel in de acht- tiende-eeuwse trend dat vroedmeesters ook normale bevallingen gaan begeleiden, vooral bij vrouwen uit de hogere standen. Daarmee kwamen ze op het terrein van de vroedvrouwen die, hoewel ze ook steeds beter opgeleid werden, in het nadeel waren omdat zij geen instrumenten mochten gebruiken.31 Toch is er bij 90 van de bevallingen waarvoor de hulp van De Wind wordt ingeroepen, sprake van ernstige complicaties, soms ook bij gegoede vrouwen. Op het eiland Walcheren werkten in de eerste helft van de achttiende eeuw maar enkele vroedmeesters. De Wind schijft in de biografie over zijn vader Pau- lus dat er in 1735 maar twee beschikbaar waren: de niet onomstreden Johannes Mely van Malenstein 67 30 Bijvoorbeeld de echtgenote van burgemeester Evertszen en de echtgenote van chirurgijn Vonk worden door hem verlost. Bij deze notabele dames is De Wind tevoren besproken en 'adsis- teert' hij hier samen met een vroedvrouw. Helaas krijgt één van deze dames, mevrouw Buteux, na een vlotte bevalling op de derde dag koorts en overlijdt tien dagen daarna. De Wind beschrijft het verloop van haar ziekte uitvoerig. De echtgenote van de bewindhebber Godin bevalt zo snel van haar eerste kind dat er geen tijd is om hulp te halen. De Wind schrijft: 'dit was het eerste geval, buiten mijn egtgenoote, dat ik zonder vroedvrouw fungeerde'. Deze vrouw overlijdt als gevolg van koorts na de geboorte van haar tweede kind. 31 Zie ook: H.A. van der Borg, Vroedvrouwen: beeld en beroep. Ontwikkelingen in het vroedvrouw schap in Leiden, Arnhem, s-Hertogenbosch en Leeuwarden, 1650-1865. Wageningen, 1992, 134.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 68