Het dagboek van Samuel de Wind (1742-1803), stadsvroedmeester te Middelburg
noemd. Met deze nog primitieve verlostang kon het kinderhoofd omvat en verder
ontwikkeld worden. Palfyns verlostang voldeed nog lang niet. Paulus zag daarna
nog uit Engeland afkomstige verlostangen, maar die vond hij te groot. In Mid
delburg experimenteerde hij verder en ontwierp een eigen verlostang, een kleine
tang met parallelle bladen. Camper was positief over de tang van De Wind en
vroeg om een exemplaar, dat hij trouwens nooit gebruikte.44 In dezelfde tijd kwam
De Wind het bestaan van een ander - nog geheim - instrument ter ore. Dat was
ontworpen door de Amsterdamse vroedmeester Rogier van Roonhuyzen. Rogier
van Roonhuijzen behoorde tot de groep vroedmeesters die door het bezit van dit
instrument in Amsterdam een monopoliepositie had verworven. Ook de leden
der Staten van Zeeland waren ervan op de hoogte. Omdat ook zij de geruchten
over het geheime instrument vernomen hadden, kreeg Paulus de Wind in 1750 de
opdracht om het te onderzoeken en openbaar te maken. Dat onderzoek resulteer
de in 1751 in zijn boek 'T Geklemd Hoofd geredt'.45 Het boek begint met een over
zicht van de verloskundige stand van zaken in de eerste helft van de achttiende
eeuw. Daarna wordt het verloop van een normale bevalling beschreven en wordt
het belang benadrukt om de afmetingen van het vrouwelijk bekken te bepalen.
Als oorzaak van het 'geklemd' hoofd wordt door De Wind bekkenvernauwing ge
noemd, met name bij oudere vrouwen die hun eerste kind krijgen. In het laatste
gedeelte van het boek zijn afbeeldingen van zijn eigen verlostang te zien en ook
'twee spatels met een bogt waaruit blijkt dat hij niet ver van het geheim af was.46
Het geheime instrument zelf kon hij echter nog steeds niet onthullen! Daarom
kocht hij het - twee jaar later, in 1753 - samen met zijn broer Gerard van een
andere Amsterdamse vroedmeester voor het enorme bedrag van duizend gul-
den.47 Toen bleek het instrument een hefboom te zijn, een spatel met aan beide
72
44 Het Museum voor de Geschiedenis van de Geneeskunde te Gent bezit nog een blad van de
tang van De Wind. Camper vindt de tang van De Wind zeer bruikbaar maar schrijft De Wind
in een brief dat hij in die tijd in Franeker geen gelegenheid had om de tang te gebruiken omdat
'de vrouwen hier zeer gemakkelijk verlossen". Bleker en Pel 75-76.
45 Zie voetnoot 6.
46 Aldus Samuel de Wind in de beschrijving van de inventaris van de instrumentenkoffer waarin
ook deze twee spatels nog liggen. Hij verwijst daarbij naar de betreffende pagina van 'T Ge
klemd Hoofd geredt.
47 'De vectis van Roonhuysen, verbeterd en gebruikt door de vermaarde Reinier Boon en onder
zijn opzicht gemaakt. Deze is het, waarvan mijn grootvader P. de Wind en oudoom G. de
Wind zich in den jaare 1753 hebben meester gemaakt voor de som van f 1000,' Aldus schrijft
kleinzoon Boudewijn in zijn kopie van de inventarisbeschrijving. Samuel de Wind beschrijft
dat ook in de biografie van zijn vader Paulus (noot 16). In dat handschrift lijkt het jaartal 1757
te staan, maar dat moet ongetwijfeld 1753 zijn.