86 Het dagboek van Samuel de Wind (1742-1803), stadsvroedmeester te Middelburg duidelijk voor pleitten om direct na de geboorte de nageboorte af te halen, was de Amsterdamse Frederik Ruysch voorstander van een veel afwachtender beleid. Ruysch realiseerde zich wel wat het motief voor dat actieve ingrijpen was, name lijk de angst dat het achterblijven van de nageboorte de kraamvrouw in levensge vaar zou brengen. Toch adviseerde hij om voorzichtig af te wachten tot de nage boorte los ligt en op natuurlijke wijze wordt uitgedreven door het samentrekken van de baarmoeder. De mening van Ruysch was nog niet mainstream, hoewel hij bijval kreeg, zoals van de Harderwijker hoogleraar de Gorter. Rond 1778 kwam er meer duidelijkheid in deze kwestie. De vroedmeesters De Reus en Van der Haar schaarden zich aan de zijde van Ruysch en wezen op de risico's van zo'n actief be leid, zoals het afscheuren van de navelstreng. Petrus Camper was in deze kwestie weifelachtig. Hij stond open voor de argumenten van De Reus en Van der Haar, maar neigde er zelf toe om na een geboorte zich snel van de nageboorte te verze keren door de hand in de baarmoeder te brengen.75 Hoewel Samuel de Wind in het dagboek vaak expliciet schrijft dat hij 'de naage- boorte heeft afgehaald, geeft hij niet duidelijk aan wat hij dan precies doet. Ook wordt niet duidelijk, of en hoe hij bepaalt dat de nageboorte al los ligt. Hij schrijft bijvoorbeeld in een verslag: 'de naageboorte eenige tegenstand biedende, vond ik mij verpligt de linkerhand in te brengen en om de kortheid van de streng met de volle hand af te haalen' of 'de placenta veel tegenstand biedende, haalde ik met veel menagement af'. Een enkele maal geeft hij aan dat de nageboorte vanzelf is gekomen of dat hij een half uur afwacht tot de nageboorte komt. Anderzijds wekt hij de indruk snel tot actie over te gaan, wat niet altijd goed uitpakt. Dan schrijft hij: 'beter gedaan te hebben even te laten rusten met de nageboorte af te halen'. Bij een vrouw die al voor de bevalling gevloeid had en moeizaam verlost was van een dood kind, schrijft hij: 'naa de verlossching de nageboorte zullende afhaalen vond ik een al te groote tegenstand om op d'ordinaire wijs zulks te verrigten', en 'de hand derhalve inbrengende' haalt hij dan met veel moeite de nageboorte af. De 75 Hendrik van Deventer, Manuale operatien, zijnde een Nieuw Ligt voor vroedmeesters en vroed vrouwen. 's-Gravenhage, 1701; J.S. Denijs, Verhandelingen over het ampt der Vroedmeesters en Vroedvrouwen met aanmerkingen, derzelven kunst raakende. Leiden, 1733. Frederik Ruysch, Adversarium anatomico-medico-chirurgicorum. Amsterdam 1715-1723 (vertaling IJsbrand Arle- bout 1744). Joh. de Gorter, Het regt gebruik der Sluitband, neevens eenige verbeterde behande lingen in kraamvrouwen. Amsterdam, 1778. Jan de Reus, Naauwkeurig onderwijs in de vroed kunde, met een voorrede van Petrus Camper. Amsterdam, 1778. J. van der Haar, Aanmerkingen over het zoo schadelijk als gevaarlijk afhaalen der nageboorte. Amsterdam, 1790. Lamens - van Malenstein, 235-252.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 87