De Wind in 90 van de gevallen juist vanwege ernstige problemen geconsulteerd werd. Bovendien dient deze hoge sterfte ook niet beoordeeld te worden naar he dendaagse maatstaven, maar in de context van die tijd, met alle beperkingen van dien. Hoe hoog de moedersterfte in den lande was, is trouwens lastig vast te stel len omdat pas in de tweede helft van de achttiende eeuw begonnen werd met de registratie van overlijdens en doodsoorzaken. Zeeland begon daarmee vanaf 1810. Er is uit deze periode geen vergelijkend onderzoek beschikbaar.79 Wel is bekend dat in grote kraamklinieken, zoals in Wenen in de achttiende eeuw, de sterfte als gevolg van kraamvrouwenkoorts hoog was, tot wel 100-150 promille. Die sterfte daalde naar 12,7 promille toen door Semmelweis in 1847 de verplichting werd ingevoerd om vóór inwendig onderzoek de handen te wassen met een chloorkalk oplossing. Van de 35 gevallen van moedersterfte in het dagboek overlijden zes vrouwen onverlost tijdens de bevalling. Dat zijn in 1768 de twee vrouwen die een sterk vernauwd bekken hadden, zoals beschreven. Bij de eerste noemt De Wind ach teraf een keizersnede als mogelijkheid. Vermoedelijk had ook de vrouw bij wie De Wind in 1770 die operatie overwoog, zo'n nauw bekken. Deze vrouw kreeg op 44-jarige leeftijd haar eerste kind. Ze was kort en 'onevenredig geproportioneerd', terwijl haar echtgenoot eveneens kort was en een 'hoge rug' had.80 In hetzelfde jaar schrijft hij over een vrouw in een zoutkeet te Arnemuiden die al voor zijn aankomst onverlost was gestorven. Tenslotte overlijden twee vrouwen onverlost bij twee bijzondere verlossingen: één vrouw (casus particularis 1774) overlijdt aan koorts en Saartje Noiret sterft als gevolg van een bloeding. Acht vrouwen overlijden kort tot één uur na de bevalling. Als oorzaak noemt De Wind bij één vrouw acute 'benauwdheid aan het hart'; mogelijk is dat een longembolie geweest. Dat is de eerste verlossing die hij in zijn dagboek beschrijft. De vrouw is net met enige moeite bevallen van een tweeling, waarvan het twee de kind de bevalling niet heeft overleefd. Ze ligt nog op het 'kortbed, voelt zich goed en vraagt iets te eten. De vroedvrouw zet haar overeind en geeft haar een paar lepels soep. Wanneer hij op het punt staat te vertrekken maant De Wind Mely van Malenstein 89 79 In de Verloskundige kanttekeningen bij het bekende dagboek van de Friese vroedvrouw Ca- tharina Schrader over haar werk (1693-1745, in totaal 3060 bevallingen) noemt Kloosterman een percentage van 160 promille moedersterfte op 43 zeer moeilijke gevallen waarbij diverse hulpverleners betrokken waren, alvorens zij geroepen werd. Voor de overige 3017 bevallingen was dat 4,6 promille! Schraders memoryboeck, 57-59. 80 Verslag nr. 113.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 90