In bijna de helft (43 van de verlossingen in het dagboek van Samuel de Wind
overlijdt het kind. Soms heeft hij voor de bevalling al vermoed dat het kind dood
is, soms komt het levenloos ter wereld. Als hij twijfelt of het kind echt dood is,
Mely van Malenstein
91
Op 25 november uit hij het vermoeden dat de placenta voor de baarmoeder-
mond ligt. Na vijf dagen is er sprake van enige 'arbeid' en haar algemene toe
stand is nog goed. Vanaf 1 december is er weer enige weeën-activiteit en gaat ze
naar de kraamkamer. De volgende dag constateert hij bij inwendig onderzoek
dat er '1 duim of 1/8 rijksdaalder' ontsluiting is. Die avond neemt de ontslui
ting toe en voelt hij bij zijn onderzoek duidelijk de placenta en stolsels voor de
baarmoedermond. Hij doorboort met een vinger de placenta en het lukt om de
vliezen te breken, waarna de weeën toenemen. Dan voelt hij dat het kinderhoofd
rechts en de voeten links liggen - een dwarsligging. Het lukt hem om het hoofd
te 'repousseren' (terug te duwen) en de beide voeten in de vagina te brengen.
Omdat hij voelt dat het kind nog leeft maar beducht is 'weegens de trekking
der navelstreng, probeert hij snel beide armen te degageeren (verlossen). Helaas
ondervindt hij daarna veel tegenstanden als het hoofd tot bij de schaamboog
is gevorderd en overlijdt het kind in die tussentijd. Als het meisje uiteindelijk
geboren wordt, doet hij nog pogingen met 'ordinaire tabaksrook in 't fondament
en wrijvingen met brandewijn, doch zonder effect. Elisabeth is na de bevalling
'ongemeen flaauw en zwak, heeft koorts, braakt, heeft naweeën en haar pols is
'klein en zwak'. Dankzij allerlei middelen en doeken met warme wijn op de buik,
lijkt het even beter te gaan. De volgende dag, zondag 3 december, wijt hij haar
klachten nog aan vermoeidheid, maar op maandag nemen de koorts en pijnen
in de onderbuik toe. Ze 'ging dun af 't geen een metastasis lactea te kennen gaf,
te meer alzoo er 't zedert de verlossching geen schijn van zog zig opdeed. De
daaropvolgende dagen gaat het steeds slechter: 6 december schouderpijn, wei
nig en riekende kraamzuivering, koorts en zwakke pols. 7 december ondanks
cortexperuvianus meer koorts, zijdewee en kortademig. 8 december dikke gele
'sprouw' op de tong. In de nacht van 12 december is ze 'comateus' en beschouwt
hij haar toestand als hopeloos. Toch spreekt ze op de 14e nog verstaanbaar, maar
'bezet een stijfte al haar leeden met duidelijke kenteeken van een naaststaanden
dood. Omstreeks 12 uuren in de nagt bij haar zijnde, nam haar leeven tot mijne
grootste droefheid en hartzeer op een voor haar ongevoelige wijze een einde. Zij
was van een allerbeminnenswaardig caracter, minzaam en steeds gestrekt om
het goede te behartigen waarom haar dood ons te gevoeliger trof.