MEGARIS
door
Ronald Verstraten
In de nacht van vrijdag op zaterdag had Roosdijk zich in zyn slaap zó
liggen opwinden, dat het knarsetanden niet zonder gevolg was gebleven.
Toen hij de volgende morgen wakker werdvond hij een stuk van een tand op
zijn hoofdkussen. De opengevallen plek, van een kies, rechtsonder, zette
elke aanraking door tong, warm of koud eten en drinken om in doordringende
pijnscheuten. Hij ieageerde in gloeiende bewoordingen, voelde zich ellendig,
wou dat hij iets anders had. Migraine bijvoorbeeld, of rugpijn. Anderen man
keerden nooit iets, maar hij, hij had altyd wat. En Rie had de krant van
donderdag natuurlijk al weggegooidzodat hij niet kon opzoeken wie er
weekenddienst had. Dat eeuwige opruimen van haar. Als hy niet 's morgens
zélf de krant uit de bus haalde, zou hij niet eens weten dat ze een
abonnement hadden.
Rie kwam de keuken binnen, scharrelde wat op het aanrecht en keek intussen
onderzoekend naar Roosdijk die met zijn hoofd in zijn handen aan tafel zat.
"Goeiemorgen, schat probeerde ze toen maar.
"Mówwe. Zijn mijn schoenen al gepoetst?", klonk het chagrijnig.
"Nou, nou. Wat een humeur. Slecht geslapen?"
"Stuk vamme kies."
"Hoe komt dat nou? Waar?"
"Wechsonde'.'klaagde hij.
"Bel de tandarts dan!"
"Ja, weet ik wie ew dienst heeft! De kwant van dondedag is weenèggens te
vinden
"Dat staat ook niet in die van donderdag, maar in die van gisteren en daar
heb jij de open haard mee aangestoken."
"Oh, eh ja! Dan bel ik Louwerse wel. Die heeft een antwoodappaaat."
Megaris. Nooit van gehoord. Zeker nieuw. Afyn, die jonge zijn vaak nog de
beste. Moeten nog een praktijk opbouwen. Terwijl hij wachtte tot aan de andere
kant werd opgenomen kon hij, de redding nabij, de lol opbrengen om te
neurien: "Megaawis, Megaawis, nu maa hopen dat-ie daa.."
"Tandarts Megaris" hoorde hij een barse stem zeggen.
"Ja, ehu speek met Woosdijk en ik.."
"Waar hebt u last?"
"Wechsondeik
"Komt u maar." Klik ia