de niets van me weten en was jaloers (ik ook, waarschijnlijk).
Ik was er niet langer welkom en kort daarop (misschien om te
zorgen dat oom Kees definitief geen aandacht meer aan me zou
schenken) emigreerden ze naar Nieuw-Zeeland
Op de feestjes van mijn ouders kwamen veel jonge kunstenaars.
Schilders, musici. Een oom met een sonore bariton die je tot
in je tenen kon ontroeren. Hij geeft nu geloof ik muziekles
op een school. Af en toe organiseert hij nog een recital voor
vrienden en bekenden. Het enige kontakt met hem bestaat, zo
eens per jaar, uit een uitnodiging voor een dergel ij k concert.
Ik ga er niet heen, want ik voel alleen de pijn en de schaamte.
Zijn zang is in mijn oren veranderd in het hese gekras van een
oude opgesloten vogel. Zelfs geen zelfgesmeed vogelkooitje
zal er na zijn dood over zijn. Wel tassen.
Een hobby van hem was het fabriceren van onverwoestbare jucht
leren hand- en schooltassen. De hele familie schafte die aan
om de jonge veelbelovende musicus financieel te onder
steunen. Ja, die solide tassen zullen hem beslist overleven.
En een flauwe herinnering bij deze of gene aan een harts
tochtelijke Dichterliebe.
Een jonge student Nederlands met literaire ambities, die
leraar werd en later werkeloos leraar. Er verschenen goede ge
dichten van hem in de Gids. In een volgend nummer weer een
serie - even mooie - gedichten, en toen was het op. Wat rest
zijn flarden van versregels die me ontroeren. En een brief, die
hij een keer diep in de nacht na een feest voor me schreef om
de volgende dag mijn afwezigheid op school te verklaren. "Hei
lige zuster Paschalis. Aangezien Patricia vandaag teveel ge
zopen heeft, kan ze helaas niet op uw Heilige school verschij-
nen Deze ziekte is geen kwestie van vandaag of morgen, d.w.z.
ze komt overmorgen weer".
Feest bij mijn ouders. Hapjes, drankjes, muziek. De volwassenen
om me heen worden steeds vrolijker en luidruchtiger. Ik weet al
wat er zal volgen, als mijn vader even de kamer verlaat. Hij
komt terug met een raar hoedje - liefst van een vrouwelijke be
zoeker - op zijn kop. Ik schaam me, als enige. De anderen vin
den het prachtig, lopen ook de gang op en zoeken hoedjes, of
zetten bij gebrek daaraan een papieren zak op. De gangkast gaat
open, erin wordt gerommeld. Oom Kees komt binnen met de stof
zuiger en toetert op de zuigmond, beweegt zijn vingers langs de
ijzeren stang alsof hij schuiftrompet speelt. Er wordt gelachen
en er vormt zich een orkestje. Floris speelt de bezembas, oom
Richard tokkelt op een elektrische dienblad-gitaar en doet
alsof hij onder stroom staat. Mijn moeder, die alleen klassiek
piano kan spelen, improviseert iets Dixieland-achtigs op de
piano. Een kruising tussen Brahms en de Dutch Swing College.
Het feest is geslaagd. Maar, wat vervelend er zit een klein
kind te huilen in een hoekje van de bank. Wat mankeert eraan?
Verhitte vogelkoppen buigen zich vriendelijk over me heen.
n -