Pas geleden las ik wat fragmenten uit de gesprekken die Simone de Beauvoir met Sartre had, kort voor zijn dood. Ze spreken over allerlei, zelfs over dat wat ik in de memoires zo zeer gemist heb: sekssua1iteitSartre vertelt, dat hij met veel vrouwen naar bed is gegaan, zonder er veel plezier aan te be leven. Gemeenschap was niet zo zeer zijn wens, het leek hem min of meer verplicht in de verhouding tot een vrouw. Simone de Beauvoir vervolgt het gesprek alsof zo'n uitspraak haar niet persoonlijk beroert. Ze vraagt, nog steeds in de stijl van een officieel interview, naar de achtergrond van zijn frigiditeit. Als Sartre daar niets op te verzinnen weet, helpt ze: 'U heeft toch vaak gezegd dat de weigering tot overgave samenhangt met Och ja, herinnert Sartre zich dan, overgave verafschuwde hij van kleins af aan, bij zijn moeder al. Dan vraagt De Beauvoir 'Hing dat samen met een gevoel van contingentie van het lichaam?' en als Sartre dan beaamt, voegt ze eraan toe: 'De contingentie waarvan men zich slechts door activiteit kan bevrijden'. En hij: En uiteindelijk betekent activiteit voor mij mens te zijn'. Nou word ik echt driftig. Zijn die twee gek geworden? Wat een grotesk gepraat. Je onvermogen in een filosofisch jas je steken en dan als vrijheid aanprijzen! Ik weet het: anderen kritiseren in een stukje is gemakkelijker dan een leven en een werk op te bouwen als dat van De Beauvoir. Maar ik kan er niets meer mee beginnen. Hoe eerlijker ik durf te zijn, hoe meer ik de begrensdheid van mijn persoonlijke vrijheid zie. De vrijheid waarin ik geloof, is klein. Die van De Beauvoir is te groot voor mij En ze stoelt te zeer op verloochening Daarom neem ik afscheid van haar. (juni '85) - 19-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1988 | | pagina 19