De grote animator van de poezie in de anarchistische bladen was ongetwijfeld Teun Boot (1859-1939). Machinist van beroep zijnde toonde hij zich sinds 1882 aktief in de arbeidersbewe ging. In 1903 bekende hij zich tot het anarchisme. Hij heeft dit daarna jarenlang 'uit de volheid zijns gemoeds' gediend. Boot was vooral een gelegenheidsdichter. Met name het feest van 1 Mei vond in hem jaar na jaar een stevige gedenker. Als voor beeld van zijn dichtwijze is hier de eerste strofe van zijn ge dicht 'Aan F.Domela Nieuwenhuis bij zijn 70sten verjaardag': "Gegroet gij onvermoeide strijder!/Gegroet, gij fiere veteraan!/ Gegroet, gij trouwe wegbereider,/Die altijd dorst voorop te gaan,/ Die Hoog're standen heeft verlaten/Die zonder jacht op eigenbaten/ geworsteld heeft bij dag en nacht/Tegen des heerschers overmacht." Binnen het kader van zijn langjarig veelomvattend oeuvre valt er eigenlijk geen ontwikkeling te bespeuren. Hij heeft altijd door in diezelfde meer strijdbare dan poëtische trant geschreven. Men zou hem de ware anarchistische rederijker kunnen noemen. Van wat ander kaliber was de man die onder het pseudoniem Adamas bekend stond. Hij leefde van 1869 tot 1953. Zoon van een Belgische dominee, Schout geheten, studeerde ook hij in de theologie. Op ze ker moment raakte hij bevriend met de bekende Franse etnoloog en anarchist Elisée Reclus, die er voor zorgde dat de jonge Schout voor arts kon gaan studeren. Maar korte tijd later stierf Reclus en had voordien nagelaten een en ander voor Schout te regelen. Die trok naar Nederland en werd metaalarbeider bij een scheeps bouwmaatschappij. Wegens zijn opstandigheid werd hij daar aldra ontslagen. Hij stortte zich in de revolutionaire beweging. Om die reden zetten de autoriteiten hem het land uit. Niettemin bleef hij ook na die tijd vele artikelen en gedichten publiceren in de Nederlandse anarchistische pers. Als proeve hier een fragment uit een aan het 1 Mei-feest gewijd gedicht:"Dan rijst eens de grote feestdag,/Die de volken - eensgezind - /Als ontboeid en in vrij heid /Broederlijk verenigd vindt./O, dan ruise fris en krachtig/ Langs gewelven van azuur/'t Blij triomflied der bevrijding/Door de tempel der natuur!" Van de tweede generatie wil ik nog wat meer zeggen over Jacq.Krul Ik zie in hem de meest poëtische der anarchistische dichters. Bovendien was hij een van de in dat tijdvak zo merkwaardig denken de en handelende adepten, druk doende met het ontkennen van de be staande maatschappij. Sjaak werd geboren als de oudste zoon van een Scheveningse wagenmaker. Te vermoeden valt dat hij tenminste middelbaar onderwijs heeft genoten. Rond 1924 leefde hij samen met een jonge vrouw en haar zoontje Errico Ferdinand- vernoemd naar respectievelijk de Italiaanse anarchist Malatesta en Domela Nieuwen huis -. Opmerkelijk was dat niet duidelijk werd wie de vader -ver- wekker - van die jongen was. Sjaak gaf een zogeheten pikant blad uit en beheerde tevens een kleine boekwinkel waarin hij mild-por- nografische publikaties verkocht. Zoals het geviel had hij een zeer tijdelijke relatie met de vriendin van een bekend bewegings- genoot. Zij beviel van een dochter en ook hier bleef aanvankelijk in het vage wie nu de vader van het kind was. Die twee trouwden naderhand en begonnen samen een boekenwinkel. In '37 trok het ge zin naar Zuid-Afrika. Sjaak keerde in '45 voor korte tijd terug naar Nederland, notabene als sergeant in een Zuid-Afrikaans leger onderdeel. In 1959 of 1960 keerde hij voorgoed terug en wist te berichten dat zijn stiefzoon Errico Ferdinand vrijwilliger bij de SS was geweest. Sjaak was toen aan de drank en stierf korte tijd later 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1988 | | pagina 15