Een enkele keer scharrelden er oud-verzetsmensen tussen de
boekenrekken die in anti-rascistische vlugschriften van linkse
splintergroepjes iets herkenden van de opstandigheid van veer
tig jaar geleden.
En er kwamen veel bietsers. Ze boden zich aan als de winkel
openging, om een uur of 11. Geduldig wachtten ze tot de gratis
koffie was gezet en ondertussen lazen ze de laatste 'Bluf' of
'Gramschap'. Na de koffie draaiden ze een sjekkie van je, en-
passant informerend of ze niet een tientje konden lenen uit de
kassa. Als ze vertrokken om boodschappen te doen hadden ze niets
gekocht en lieten ze vuile koffiekoppen en een volle asbak achter.
Wij, de vrijwilligers die de winkel dreven, vonden de sociale
functie van de winkel belangrijk. Je was bezig met zendingswerk.
Commercie was taboe. Deze opvatting zorgde voor het vreemde ver
schijnsel van de niet-commerciele winkel' We zagen bestaans
recht voor een winkel die boeken verkoopt maar dat eigenlijk niet
wil, want dan krijg je geld en dat is vies. Het zou verdacht zijn
geweest als er boeken werden verkocht. De haat tegen het'kapitaal'
ging zover dat kopers die voor meer dan 40 gulden besteedden, arg
wanend werden bekeken, die hoorden in onze winkel niet thuis.
We verkochten gelukkig weinig. En daardoor was geld juist een vaak
terugkerend gespreksthema. De winkel kon maar net het hoofd boven
water houden. Er werd heel wat afgeouwehoerd over de penibele fi
nanciële situatie. Het was een mooi ritueel van zelfbevestiging.
We constateerden dat we arm waren, dus nog steeds recht in de
leer. Armoe was eerlijk, rijkdom verdacht.
Het woord 'tolerantie' kwam niet voor in het jargon van de winkel
beheerders. De winkel werd 'bemensd' door een groep van acht vrij
willigers. Geen onverdraagzamer mensen dan deze mensen van klein-
links. Ze verketterden mede-broeders met hetzelfde gemak als dat
waarmee jehova-getuigen sectegenoten uitstoten omdat die niet
juist 'in de leer' zijn.
Op een keer nam de onverdraagzaamheid groteske vormen aan. Een
groep kaalgeschoren potten was de woonruimte van een een kamer
bewoner binnengestormd om een poster van een ontblote vrouw van
de muur te scheuren. Waarop de actie in de vrijwilligersvergade-
ring door een medestandster werd opgevoerd als agendapunt. Ze
wilde de actie een vervolg geven door de collectie posters en
affiches van de winkel nog eens kritisch door te vlooien op on
toelaatbaar naakt. Het voorstel werd door een meerderheid van de
vrijwilligers aangenomen. Ik was tegen en 'verliet niet lang daar
na de winkel. De etalage was toen al gekuist van vrouw-onder-
drukkende lectuur.
Achteraf denk ik, dat het probleem van de winkel en de mensen er
omheen was dat men overal 'tegen' was en eigenlijk nergens 'voor'.
Je was gedoemd tot reageren. Enkele maanden geleden hoorde ik
dat de winkel in zijn geheel is verhuisd naar Amsterdam.
Als reactie op de verder teruggelopen verkoop.
ERIC BASSANT
42