hij draagt een oude zee om zijn hals op zijn buik de waan van grijs diamant een cirkelgang verwarmt zijn adem in zijn houten hart kerft zich nieuw onweer waarlangs metalen paddestoelen druipen 3. toen kwam de bode en hij proefde puin plotseling ook brak het gebergte door het landschap vloeide als een golf o superieure maan in je hand schrijf ik een witboek en door de lucht wordt het zegel van de dodenkop gezuiverd maar toch nog verborgen achter pilaren passeerden mensen die zich vragen stelden de wouden vergaten hun groen verlies bouwen wij dagen als kathedralen het oude slot tekent een leeuwerik en weigering brandt als goud JAN BERVOETS 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1988 | | pagina 45