HISTORISCHE INLEIDING TOT DE KINDERLITERATUUR
Ruim tweehonderd jaar wordt er in ons land literatuur voor
kinderen geschreven. Daarvoor was het gebruikelijk dat kinde
ren die lazen, en dat waren er niet zoveel, volwassen litera
tuur voorgeschoteld kregen.
Iedere tekst werd gedomineerd door Griekse of Romeinse helden,
grote Vaderlanders of religieuze scherpslijpers.
In 1778 verscheen 'Proeve van kleine gedigten voor kinderen'
van Mr. Hieronymus van Alphen. In het 'voorberigt' merkt de
schrijver op: 'De maker weet zeer wel, dat hij, als digter,
daar door weinig roem behalen kan, maar dat was ook zijn oog
merk niet
Dat valt dus achteraf gezien niet tegen. Van Alphen wordt door
iedere ingewijde in jeugdliteratuurland gezien als de grond
legger van de kinderliteratuur. Maar ook tijdens zijn leven
ontbrak het hem niet aan sukses. Zijn bundels beleefden vele
herdrukken
Het ontstaan van een afzonderlijke jeugdliteratuur kwam na
tuurlijk niet uit de lucht vallen. In de tweede helft van de
achttiende eeuw veranderden onder invloed van de Verlichting
de pedagogische opvattingen. De filosoof John Locke (1632 -
1704) had het kind als een 'tabula rasa' beschouwd. Ervaring
en moesten het kind in eendoor de opvoeder gewenste richting
stuwen. Over die ervaringen diende al vroeg met het kind ge
sproken, c.q. gediskussi'cerd te worden, niet in schoolse
lessen maar in voorbeelden uit het leven. Van Alphen nu
schiep deze voorbeelden:
Zou ik dan mijn zusje kwellen
Om dat zij me niet bemint?
Zou ik kwaad van haar vertellen?
Nee ik denk: zij is een kind!
'k Zal haar hart door liefde winnen,
Ze is tog geen kwaadaartig kind;
Zo lang zal ik haar beminnen,
Tot ze in 't eind mij ook bemint. (1)
De verzen van Van Alphen hebben als onderwerp: 'een hondjen',
'de drijftol', 'winterzang' en natuurlijk 'de pruimeboom'.
Van Alphen kreeg vele navolgers. In 1782 waren er al twee
dames die een brievenroman voor oudere meisjes schreven.
(Wolffen Deken)
Tot ongeveer 1830 zou Van Alphen met zijn revolutionair brave
kinderen het grote voorbeeld blijven, al was er een schrijver,
Nicolaas Anslijn, die hem in het streven naar deugdzame voor
beelden overtrof met 'Brave Hendrik' (1818).
In de negentiende eeuw werd de moraliserende toon in de jeugd
literatuur milder. De Genestet sprak zelfs in 1849 zijn af
schuw uit over de 'zedelijke heldjes' van de Kleine Gedigten.
Van de nieuwe kinderdichters waren J.J.A. Goeverneur en
J.P. Heije de belangrijkste. Vooral Goeverneur werd vaak ge
prezen om zijn natuurlijke taalgebruik (Fabelen en Gedichtjes).
Heije schreef traditioneler. Zijn versjes hadden een duidelijke
moraal, zoals mag blijken uit de tekst die we nog altijd
22