"Jawel hoor," zei ik. "Dat gebeurt wel vaker op een school. Overdag de kinderen, 's avonds de ouders." "Wacht even," zei de ander. Hij vroeg luid aan iemand die kennelijk bij hem in de kamer zat: "Zeg, denk jij dat het wat voor die ouders is, of zouden die dan niet komen?" Het antwoord, dat ik niet kon verstaan, was ongetwijfeld posi tief, want de heer Van Maanen richtte zich weer tot mij en vroeg: "En hoelang duurt dat dan met die ouders?" "Dat ligt eraan..." begon ik. Hij onderbrak me en stelde voor: "Zullen we dan twee uur doen, met een pauze van een half uur d'rin?" "Dat zou kunnen," zei ik. "Neem dan contact op met de biblio theek en richt een boekenkraam in." Weer bleef het even stil. Toen vroeg hij, op enigszins arg wanende toon: "En moeten dat dan üw boeken zijn?" "Die neem ik zelf al mee. Maar er zijn natuurlijk ook nog andere boeken." "Oh, ja," zei hij. "Maar nou zijn we nog niet aan die achthon derd gulden." "Van het restbedrag ga ik dan wel uit eten als ik aan het wachten ben tot de ouderavond begint," grapte ik en begon alvast luid te lachen. Maar hij zei ernstig: "Ja, doe dat maar," duidelijk opgelucht dat hij nu eindelijk van dat geld af was. "Zet U dat er maar bij op de rekening." "Welke datum had U gedacht?" vroeg ik. "26 januari," zei hij. "Ja, ik weet niet of U dan kan. Maar als U niet kan is het niet mijn schuld, want ik heb al zes weken geleden die brief naar die stichting gestuurd en ik heb nu pas antwoord gekregen." "Die mensen hebben het erg druk," zei ik. "Ja, maar ik heb zes weken geleden die brief gestuurd, dus het is niet mijn schuld dat T?k het nu pas kan vragen. 26 januari is de enige dag dat we kunnen dus eh..." "Meneer, wacht nou eens even," zei ik. "Er is helemaal geen probleem, ik kan namelijk op 26 januari." Hij zweeg verbijsterd. Toen hij, even later, weer woorden had gevonden, zei hij: "En weet U nou genoeg, dat ik die stichting niet weer hoef te bellen? Want de pauze is afgelopen en de kinderen komen zo binnen." "Nee," zei ik, "U moet ze nog wel bellen, zij regelen het finan ciële gedeelte. Dat gaat buiten mij om." "Ja," zei hij, "maar ik kan het toch wel dit jaar nog betalen hè, anders heb ik er nog niks aan." "Dat moet U aan hun vragen, maar dat lijkt me wel mogelijk." "0,Ja." "Ik wil graag uw naam en telefoonnummer, voor als ik U nog ergens over wil spreken," zei ik. "Van Maanen," zei hij, "Gerard van Maanen, met twee a's," en gaf me zijn nummer. "Dank U, tot 26 januari dan. Dag meneer Van Maanen." "Dag meneer Kromhout. Dank U wel hoor." RINDERT KROMHOUT 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1989 | | pagina 45