ANNWFN
Wij dus naar Wales. In Camarthen liepen we langs de rivier de
Tywi heen en weer. Het grauwe, zoutige water stond laag en
geurde en stroomde tussen randen van grijze modder met daar
overheen een bruine film.
We zagen een paar dikke mannen met groene laarzen aan.
Ze stonden te roken en te vissen en ze zeiden zoiets als:
'Oian a parchellan' En wij zeiden: 'Hoi! 'terug. Als ik op
dat moment geweten had wat ze zeiden dan hadden we misschien
niet zo vriendelijk gegrijnsd.
Parchellan moet iets als varkentje betekenen.
We zagen dat hun knieen en de mouwen van hun jasjes besmeurd
waren met modder uit de rivier en Toke dacht dat ze misschien
wel regelmatig van die modder nuttigden. Ze snokten natuur
lijk van die vissen uit de modder, vulden ze op met zwarte
modder, overgoten ze met handenvol smeuige moddersaus en aten
de nog spartelende vissen dan met huid en haar en kop en
schubben en modder en vinnen en staart en haakjes en al op.
Het waren echter modder-smullers Gelukkig verstonden de
mannen niet wat wij zeiden, want ze zagen er niet alleen dik,
maar ook potig uit.
We liepen vast in modder en rietkragen waarin een oude koel
kast lag en een zinken emmer zonder bodem, maar mét hengsel
en een paraplu die erg veel geleden had en we gaven toen de
moed op
We besloten daarop maar wat aan industriële archeologie te
doen, bestudeerden de ijzeren spoorbrug, telden de klinknagels
die de staalplaten bijeen hielden en controleerden of de kam
raderen en de wormwielen nog goed gesmeerd waren.
Naar onze mening werkte het waarschijnlijk allemaal nog en de
trein uit de richting van Swansea denderde over ons heen en
we schrokken ons het leblazarus.
We volgden ook nog een oud spoorwegtraject. De rails had men
weggehaald maar er lagen nog bielzen en dat vergemakkelijkte
het lopen wat, want her en der waren planten tussen het grint
opgeschoten: Wilgeroosjes, Sint Jacobskruiskruid en vooral
veel braamstruiken. Hier en daar lagen nog voorwerpjes,
reminiscenties aan het Grote Treintijdperk
16