Maar meer voor de gezelligheid, begrijpt u? Het is kwaad
sprekerij van mensen die afgunstig zijn. Op die manier gaat
natuurlijk wel onze goeie naam naar de knoppen."
Hij keek me aan en glimlachte. In de verte hoorde ik de nood
klok luiden.
Mijn moeder was helemaal niet gelukkig met de situatie. Zij
zat in die tijd in de gemeenteraad en ook daar werden regel
matig vragen gesteld naar de gang van zaken.
"Wat vreten jullie daar nou allemaal uit?" wilde ze menigmaal
weten. "Het is dat de burgemeester jullie de hand boven het
hoofd houdt, maar wat mij betreft mag dat hok vandaag nog
afbranden."
Ik zweeg gekwetst, maar Kees vatte het nogal luchtig op.
"Trek het je niet aan joh," zei hij schouderophalend.
"Iedereen die op kultureel gebied zijn nek uitsteekt stuit op
onbegrip."
Ik kwam niet meer bij van het lachen.
Zo serieus soms, die Kees. En zo raak ook.
Op een avond stapte plotseling de kapelaan binnen.
In een zo keurig katholiek dorp als het onze behoorde het
uiteraard ook tot de taak van de clerus om de jongeren te be
geleiden op het pad der deugd. De avond was nog jong, dus
iedereen hield keurig zijn fatsoen. We vermeden angstvallig
gevoelige onderwerpen en spraken met grote interesse over
koeien en kalveren. Hij leek het zeer naar zijn zin te hebben.
Zelfs toen hij met veel gekraak door zijn stoel zakte.
Ons meubilair was niet al te best, hoewel het toch regelmatig
vervangen werd. Behalve dan de divan, want die kon niet gemist
worden. De stoelen waar we doorheen lazerden werden in de open
haard opgestookt.
Voorzichtig sneed hij de onderwerpen sex en drank aan, maar
daar wisten wij jammer genoeg niets over te vertellen. Het
was duidelijk dat de burgemeester hier achter zat.
Geslepen pareerden wij zijn joviaal gestelde vragen en
keerden kneuterig terug naar de bekende veestapel. Nadat hij
ook de tweede stoel had vernield ging hij weg.
"We sturen de rekening wel naar de pastorie!" riep H. die
werkelijk een onbeschofterik was, hem na.
Langzamerhand werd het in het dorp duidelijk dat wij ons achter
de gesloten luiken meer met spiritualiën dan met sprituele
zaken bezighielden. Onze weinig verheffende samenzang, die we
op een nacht met ontbloot onderlijf op de muziektent over het
dorp lieten schallen droeg ook niet bij tot wederzijds begrip.
"Deze ontwikkelingen," verklaarde de burgemeester, "zijn van
bedenkelijke aard. Zij stemmen mij tot nadenken."
Iemand die dergelijke eufemismen weet te verzinnen verdient
een standbeeld. Kees en ik werden stil van bewondering.
Op een maandagmorgen bracht hij samen met de gemeenteopzichter
een bezoek aan ons kuituurcentrumDe houten luiken zaten
uiteraard potdicht. Hevig ontsteld deinsden beiden terug toen
ze de deur hadden geopend. Een walm van ouwe rook en de lucht
van verschaald bier kwam hen tegemoet. Sprakeloos aanschouwden
ze de puinhoop.
8