DE RUSSEN
De winter kwam vroeg en was zo streng dat de vogels dood in de bomen hin
gen. Op een middag, niet lang na schooltijd zag de jongen vier soldaten op
doemen in het niemandsland tussen zijn achtertuin en het Gereformeerd
Verenigingsgebouw. Vaal lichtte hun witte wintertenue op in de schemer van
de namiddag. Hun ouderwetse karabijnen leken op dikke zwarte stokken. De
jongen keek ter vergelijking naar de afgebroken bezemsteel die hij zelf als
geweer gebruikte op zijn zwerftochten door de Siberische achtertuin, een
immense vlakte van bevroren sneeuw, en zocht toen dekking achter de bevro
ren regenput aan de schuur. Hij had meteen begrepen dat het de Russen waren.
Ze onderhielden zich met elkaar in een onmogelijk koeterwaals; hun leider
wees op het Verenigingsgebouw en gebaarde met een brede armzwaai dat ze een
omtrekkende beweging moesten maken. Hun laarzen knoerpten over sneeuw en
grint en de Russen verdwenen om de hoek van het kistachtige gebouw.
De jongen staarde in de schemer. Hij omklemde zijn bezemsteel. Zijn aan
dacht werd gevangen door de spookachtige damp van zijn adem. Hij voelde de
kou in zijn tenen en vingertoppen. Langzaam kwam een grote vreugde in hem
op vanwege de komst van de Russen.
Het was een geluk dat de commandant van de Russen net genoeg Nederlands
kende om eenvoudige gesprekken te voeren. Als dit niet het geval was ge
weest zou hun aanwezigheid absurd zijn: niemand in het dorp beheerste immers
het Russisch. Maar voor het bespreken van gecompliceerde kwesties bleek de
taalvaardigheid van de commandant toch onvoldoende. Zo slaagde niemand er in
van hem te vernemen waarom hij zijn mannen naar dit dorp had geleid, en
hoelang ze dachten te blijven. Er werd dus aangenomen dat de Russen gewoon
verdwaald moesten zijn, misleid als het ware door de uitzonderlijke klima
tologische omstandigheden, en nu maar wat rondhingen in het dorp, wachtend
op de dooi of op een helikopter van het Rode Leger die hen naar huis zou
voeren over vlakten en bergen. Hun namen waren onuitsprekelijk. Dus noemde
men de leider Iwan 1, en de anderen Iwan 2, 3, en 4.
Tot ieders verbazing gedroegen de Russen zich voorbeeldig. Ze hielden zich
keurig op de achtergrond, namen nu en dan een kop koffie of soep aan bij
een tuinhek of achterdeur, maar verzochten nooit om toegang tot een huis.
Er was dan ook tijdig besloten dat ze om beurten in het Gereformeerde en
het Hervormde Verenigingsgebouw zouden slapen. De jongen, wiens huis aan de
achterzijde op het Gereformeerde en aan de voorzijde op het Hervormde Bol
werk uitkeek, stond binnen de kortste keren op goede voet met de Iwans.
25