3. De Romantische Taugenichts die niets beters te doen heeft dan tussen maisvelden en onder boomkruinen te fietsen mag er prat op gaan de vervulling te belichamen van het primaire cultuurstreven: hij is vrij van nooddruft en al te knellend levensonderhoud en verpoost zich comfor tabel in arcadië. De Taugenichts kijkt terug op de lange weg die het voorgeslacht heeft afgelegd, maar is te beroerd om zijn eigen weg door het vreselijke jargon van Heidegger te banen, en deze denker te volgen op de queeste naar de bron. Hij weet zo óók wel dat hij in het begin staat. Want millennia van strijd en geploeter hebben ons gebracht waar we in zekere zin al eens waren: daar waar de tijd vaak vrije tijd is. De 'Neolithische revolutie', de overgang van het jagen en verzamelen naar de landbouw, betekende in bepaald opzicht de zondeval. Noodge dwongen werd het weliswaar korte maar luie leven ingeruild voor een bestaan van slaafs labeur, van onderhorigheid aan de bodem. Eindelijk hebben we ons daar weer aan ontworsteld, en zijn dankzij het technisch denken beland in een hoger stadium van hetzelfde: we leven langer, we hebben tandheelkundige hulp, fietsen en mooie boeken - en we hebben weer veel tijd aan onszelf, vrije tijd. We moeten hooghouden wat we verworven hebben, en daarom moet het technische denken zichzelf soms de mond snoeren. Deze gedachten in verband gebracht met het specifieke 'zijnde' waaraan dit themanummer van Ballustrada is gewijd, voeren tot de volgende onontkoombare slotsom: in naam van de volmaakte WOV mag de WOV nooit gerealiseerd worden. 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1991 | | pagina 38