2.
In hoeverre het historisch onderzoek zelf, de geschiedvorsing die
voorafgaat aan de geschiedschrijving, wordt beïnvloed door de blik van
de historicus als individu en geconditioneerd lid van de sociale groep
der professionele historici, blijft hier nog buiten beschouwing. De
achtergrond en attitude die de historicus - of wetenschapper in het
algemeen - zich door zijn opleiding en socialisering binnen zijn
beroepsgroep eigen heeft gemaakt vormen de basis van waaruit hij zal
werken.
Algemeen aanvaarde wetenschappelijke verworvenheden die binnen
zo'n groep circuleren zijn door de wetenschapssocioloog Bruno Latour
Science in Action, 1987) omschreven als black boxes: begrippen waarvan
inhoud en betekenis niet (meer) ter discussie staan, laat staan het
gehalte aan 'waarheid' dat ze bevatten, maar die algemeen a priori
worden aanvaard. De geschiedkundige black boxes fungeerden tot voor
kort als stutbalken zonder welke de uitbouw of zelfs instandhouding
van het historiografische huis niet mogelijk was. Maar de instorting
van Clio's woning is volgens de geschiedfilosoof F.R. Ankersmit be
gonnen.1 De destructie van de historiografische black boxes toont zich
in de wonderlijke uitwaaiering en versplintering van het interesse
gebied van de huidige generatie historici: de geschiedenis van het kind,
de reuk, het verlangen naar de kust, kattenslachting, de dood, opvat
tingen over de sekse of de travestie - een onderwerp kan zo marginaal
en curieus niet zijn of er wordt onderzoek naar verricht. Naar de
mening van Ankersmit is er sprake van een 'ont-disciplinering' van de
geschiedbeoefening en heeft de verzelfstandiging van afzonderlijke
historische studies de criteria voor vakwetenschappelijke vooruitgang
en succes doen wegvallen. Een verschijnsel dat volgens hem ook
geconstateerd kan worden ten aanzien van de literatuur of zelfs van de
kunst in het algemeen. De ontdisciplinering van de geschiedweten
schap kan zijns inziens daarom worden gezien als een 'rapprochement
tussen geschiedbeoefening en literatuur'.
De evolutie van de geschiedwetenschap die tot de door Ankersmit
geschetste ontdisciplinering heeft geleid, heeft volgens deze auteur
wegens haar analogie met de ontwikkelingen in de literatuur en de
kunst een zekere bekendheid en vertrouwdheid. "Meer nog,' schrijft
Ankersmit, 'degene die de literatuur liefheeft en haar een warm hart
toedraagt, heeft enige reden om die evolutie zelfs met tevredenheid en
voldoening te bezien.'
27