Achterdocht LUC BOUDENS Uit: 'Vrienden voor het leven', 1992 Haha, dwaze, kleine os, U zag ik in mijn hallucinatoire gekte en dronkenschap voor een hoerenrundje aan. Ketens van goud droeg U overal waar die konden gedragen worden en ik vond het van de straat. Toch smaakte U mij en mochten Uw jonge lendenen er voltallig zijn. Ik vergat de nacht met U omdat ik dat moest, toen, omdat het er zo naar uitzag dat ik zou vergeten. Maar ook het feit dat U een dakflat over onze stad bewoonde, bezwaarde U zeer, beïndrukte mij temeer, slet. En 's ochtends bleek U een goeie jongen te zijn, een fijne vent die zijn eigen geld bijeen scharrelt door in Aquarium Fouquets op de De Keyserlei oud gewijfselte Dames Blanches en Scotch in zilver voor te zetten. En eens schoon te knipogen, waarschijnlijk. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1992 | | pagina 21