Hij fietste naar zijn flat, zette de fiets in het fietsenhok en klom de trappen op naar zijn verdieping. Eenmaal in de flat aangekomen, nam hij al snel de beslissing om daar niet lang te blijven. Het was er echt koud en om nu op de bank te gaan zitten met een slaapzak om je heen, leek hem geen fijn plan. Eten kon je ook in de stad. Hij ver diende genoeg, dus de knoop was gauw doorgehakt. Hij wierp een blik op de voorpagina van de krant die op de deurmat lag, legde zijn aktentas onder de kapstok en liep via dezelfde weg weer terug naar zijn fiets. Liever nog een keer door de kou naar een warm café dan een hele avond kleumen. Na tien minuten fietsen zette hij zijn fiets tegen de gevel van een eet café waar hij wel eens vaker kwam als hij geen tijd of geen zin had om voor zichzelf te koken. De eigenaar kwam hem al tegemoet en even later zat hij het menu uitgebreid te bekijken. De deur van het café ging opnieuw open en er stapte een vrouw binnen. Tot zijn verbazing was het dezelfde die hij nog niet zo lang geleden van de weg had pro beren te rijden. Ze herkende hem ook en knikte hem vriendelijk toe. Blijkbaar verkeerde ze nog steeds in de veronderstelling dat er geen opzet in zijn spel was geweest bij de bijna-botsing. Ze kwam op hem toelopen. 'Dat scheelde niet veel, hè, daarnet? We hadden bijna op de grond gelegen,' zei ze, terwijl ze hem vriendelijk aan bleef kijken. Hij groette haar beleefd, verklaarde dat hij erg geschrokken was en niet de moeite had genomen om zijn excuses aan te bieden. 'Och,' zei ze, 'dat viel toch wel mee. Ik kan me voorstellen dat je even schrok. Ik heb zelf ook nog even trillende benen gehad, maar dat is nu over, hoor.' Hij nodigde haar uit om bij hem aan de tafel te komen zitten en zij ging zowaar op zijn voorstel in. Ze bleek ook gekomen te zijn om een hapje te eten, omdat ze geen tijd meer had kunnen vinden om nog inkopen te doen. Ze was alleen even naar huis gegaan om haar kat eten te geven. Al snel waren ze in een plezierige con versatie gewikkeld. Het was geen ogenblik stil, behalve wanneer ze beiden een hap aan het verorberen waren en beleefdheidshalve niet met volle mond spraken. Hij had er geen enkel probleem mee dat hij de werkelijkheid geweld had aangedaan. Wat zou hij daar tenslotte mee opschieten? Hij keek regelmatig heimelijk naar haar gezicht als ze zich vooroverboog om een hapje te nemen. Hij kwam tot de conclusie dat ze er zeer beslist mocht wezen en dat ze een serieuze versierpoging waard was. Voordat hij zelfs maar een enkele poging in 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 24