Is de kust het einde? Pieter Schoonheim De weg naar de kust is voor iedereen een afgang. Het gaat daar naar beneden, en dan loop je altijd langzaam; en ik voel dat langzame als plechtig. Het is een beetje je laatste gang gaan. Je nadert tenslotte de rand van het land en de overgang naar het water. Hier is het met het droge element echt afgelopen. Met het natte begint een ander verhaal. Het natte element heeft zo z'n eigen bekoring. Het trekt me aan. Tenslotte komen we uit het water vandaan. We moeten erin terugkeren. Maar zover is het nog niet. Eerst moeten we nog over het strand. Daar valt vooral de ruimte op. Op het strand zie je eerst helemaal niets. Daarna zie je vooral mensen, overal mensen. Aan de kust wordt alles als bij toverslag anders. Je betreedt het strand, en je gaat je meteen anders gedragen. Je gaat je kleren uittrekken, je wilt in de grond graven, of misschien een hutje bouwen, allemaal van die gedragingen die doen denken aan het paradijs, of aan je kindertijd. In mijn geval komt daar nog bij dat ik bewust de be schaving wil verlaten. Ik moest daarom langs al die blote, gravende en hutjes bouwende mensen, die zich op of onder het zand be vonden. De eerste die ik tegenkwam was Frau Von Oben-Ohne uit Wiesbaden. Ze was in gezelschap van haar man, Herr Von Garnix. "O, Frau Von Oben," begon ik, "wie kommen Sie so braun?" - "Ach" zei ze: "ick hauwd van de Zon op main Laif, laat die maar branden, das ist het voornahmste van main Urlaub hier." - En Herr Garnix, die inderdaad geheel ontkleed naast Frau Von stond: "Wij sain net als Fischen, de ene Kehr braden we met onze Buik in de Boter, de andere met onze Rug." - En telkens als hij zulke dingen zei, dan knikte Frau Von Oben heel kittig, waardoor haar borsten op en neer bewogen. Maar ik ging voort, op weg naar de waterlijn. Op mijn pad daarheen kwam ik de Grootfamilie tegen. Ze waren zeker met z'n veertienen. "Maar, het zijn niet allemaal onze kinderen, hoor" legde vader Groot familie uit"er zijn neefjes en nichtjes bij." Toch zag je ze lang niet allemaal: er waren er ook die zich in het zand hadden laten ingraven. Vandaar dat wij bij het voortgaan door het zand hier en daar een los been of een losse arm boven de grond zagen uitsteken. Op de grens van het stille strand trof ik een jonge doctorandus aan, 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 28