Droomvrouw een epifanie Het was de avond voor de nacht van Venus en ik stond op bij eb drooggevallen grond. Ik droomde niet; mijn droomvrouw was in een plas aan de vloedlijn. Ik ademde niet. Ik hijgde. En zij lachte. Zij lachte de brede lach van vrouwen die wreedaardig zijn. Want ik was naakt en beslijkt als een groot kind dat op het late strand nog mosselen en schelpen raapt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 32