Flying Dutchman 8. André van der Veeke Vier schuivende panelen I In de nanacht klinkt het brons: duistere oproep om alles in de steek te laten In gedachten draai ik de rivier op en voel het verre zuigen van de zee Er schuren schepen - door niets tegen te houden - over verdronken land Een zwarte wind slaat ingehouden op het voorhoofd van het water Nachtelijke geuren werpen wieren olie ijzer zout in lege ruimen II Vervoer van sterren en planeten ik heb een schip, geen lading Toch hebben ze me getekend met een hart vol hamerende hebzucht Verdacht van roof en ongeloof in honderdduizend kroegen Waar dagelijks over de tong gaat het falen van de dood Mijn enige getuige a decharge Maria - Sterre der Zee De zoon rapporteert de vader. Hij is gegaan, heeft gezien en bevon den. Hij heeft de dagen en daden gewogen. Dat alles rapporteert hij. En meer. Hij ontkent de kracht der duivelen. Hij heeft - tot troost - leren zien, dat aardse trouw slechts tot een vervulling in de eeuwig heid kan voeren. Hij vraagt de vader de Raad der Getrouwen mede te delen, dat wij slechts vinden wat we vinden, en nimmer wat we zoeken. En zegt: zo zal ik schepeling met de schepelingen zijn en blijven kruisen tot de ban eens breekt. De zoon tekent: Van der Decken, Willem. Is het een wonder, dat korte tijd nadat in het Hotel des Grands Hommes de lichten zijn gedoofd, een storm opsteekt? Het is een storm die uitgroeit tot een orkaan. In de zeearmen werpen de wateren zich op het land. Ze vagen de kusten weg. Een ijzige koude maakt zich meester van het laagland. Hoog schuiven op de golven als kantelende karvelen de bergen van ijs aan. De zee gromt, schuurt en dondert. Boven het grauwen der bassen klinkt het koor van de matrozen. Hojohe! Hejoho! In hef schipperslokaal van Terneuzen wordt later, veel later, verteld dat vluchtende vissers die dag een zwarte boeg door de zilte nevels en de ijsregens zagen breken. Dat de zeilen, o wonder, tegen de wind in bolden. Dat het schip verdween alsof het nimmer had bestaan. Er is ook verteld, dat onder het gekrijs van de stormvogels in de Pas van Neuzen het lijk aandreef van een jongeman. Op het lichaam werden aangetroffen: een gouden kruisje, een paspoort ten name van Willem van der Decken, een operakaartje tweede rang parterre, een schrijfblokje met de haastige notitie 'wat we zoeken niet'. Geen na bestaande heeft zich gemeld. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 37