getoond in haar voornamelijk negatieve facetten als wreedheid,
verschrikking, verlokking, fictie en macht. De eenheid van deze serie
wordt nog geaccentueerd door haar plaatsing in een literair-
historisch décor, nl. dat van de negentiende-eeuwse romantiek
(kasteelroman(ce), fin-de-siècle en horror), de legende en de klassieke
mythe.
De derde reeks bestaat uit negen gedichten (de nummers 10 tot en
met 18). Het eerste gedicht, 'Schelde-suite', zet meteen de toon. Het
hoofdthema is het woon- en leefmilieu van de dichter, het Zeeuwse
land, met de natuur, figuren en fenomenen die zich daar voordoen.
Veelzeggend en ten volle van toepassing op deze serie is de regel uit
het vierde gedicht, getiteld 'Ongeschreven Wet': nu diep in het
woord op me wordt gewacht.' De omgeving waarin een dichter is op
gegroeid is dikwijls zijn diepste en meest vruchtbare inspiratiebron.
Zijn eigenheid ermee kan zo groot zijn dat zijn dichterschap er zijn
oergrond in vindt. De taal van deze serie gedichten is dan ook de
meest authentieke. In deze taal voltrekt zich de eenwording van de
dichter met de werkelijkheid bijna als iets vanzelfsprekends; hij
bevindt zich immers in zijn natuurlijke levenssfeer, hij ademt en
beweegt er zich in, hij maakt er deel van uit. Diep in deze taalwerke
lijkheid wordt er gewacht op de dichter die haar tot leven zal wekken.
Deze gedichten zijn dan ook het minst raadselachtig door hun direct
herkenbare referentialiteit. Ze lijken dan ook om minder toelichting
te vragen.
Het thema poëzie
Zoals ik al stelde is in de eerste vijf gedichten het gedicht als poëtisch
fenomeen het centrale thema. In het titelgedicht 'Het Sacrament van
de Sneeuw' voltrekt zich (uiteraard binnen de talige werkelijkheid)
de unio mystica met de bovenwereld die als sneeuw neerdaalt en
smelt op de tong van de ontvanger, i.e. het kind, zoals de hostie op
de tong van de gelovige. Alleen het kind is nog ontvankelijk voor
het wonder van het sacrament van de sneeuw. De ouders staren
verblind naar een versnipperde hemel, zij herinneren zich misschien
vaag iets uit hun jeugd. In de werkelijkheid van dit gedicht zijn
meerdere diensies te onderscheiden die een verhelderend openings
schijnsel verspreiden over de hele bundel. Ten eerste is er de werke
lijkheidsbeleving, de referentiële laag: de jeugdherinnering van
kinderen die op hun manier de eerste sneeuw verwelkomen. In
zoverre is het een jeugdherinnering met sneeuw. Ten tweede is er een
19