Voor Bets begon nu een nieuw leven. Van 's morgens tot 's avonds was ze bezig in het huis van de rechter. Ze boende de ramen tot haar zeem er doorheen stak, ze sopte, veegde, bakte en kookte. Alles wat de rechter altijd zelf moest doen deed zij nu. De emancipatieraad had aan haar geen goeie, maar dat interesseerde haar geen fluit. Hiertoe was zij op aarde. En de rechter genoot. Ja, wat dacht je. Elke dag schone sokken en een schone onderbroek, om over het andere maar te zwijgen. Niet alles kan gezegd worden. Sommige zaken zijn privé. Het kwam er op neer dat hij uiteindelijk niets meer hoefde te doen. Het eten werd bij wijze van spreken in zijn strot geduwd. Soms vond hij dat wel eens vervelend. Vooral als hij geen honger had. Bets was echter onverbiddelijk. "Eten," gebood ze keer op keer. "Anders ga je dood." Of het nu daardoor kwam of dat het aan andere dingen lag, ik weet het niet, de rechter ook niet en Bets ook niet. Maar langzamerhand ontstonden er irritaties over en weer. Ineens was de soep te warm, of de rechter smakte tijdens het eten. Hij smakte altijd al, maar nu viel het op. Of als Bets de filosofie van het dweilen in al zijn facetten nog eens met hem doornam, iets wat voorheen altijd een uitermate boeiend onderwerp van gesprek was geweest, bromde de rechter geërgerd "ja ja" en klodderde vervolgens bitterkoekjespudding op zijn befje. "Kijk toch uit," riep Bets dan boos. Die dingen dus. Of de rechter riep vanuit de slaapkamer: "Waar is mijn streepjespantalon?" Dan riep Bets terug: "Zoek zelf maar." Die dingen dus. Het ging van kwaad tot erger. Bets regeerde de hele boel. Op het laatst aten ze al niet meer samen. "Je smakt," zei Bets bits toen de rechter haar verwonderd vroeg waar om zij alleen in de keuken ging eten. "En er groeit haar uit je neus." De rechter beklaagde zich tegenover een confrère. Die had al vier huwelijken achter de rug en wist er dus iets van. "Vrouwen," zei hij schamper. "Je moet ze de baas zijn. Niet met je laten leuren. Niet vragen maar bevelen. De billen warmen. Laat zien dat je ballen hebt. Ik hoor er nog wel van, maar ik moet nu snel weg. Mijn nieuwe vriendin staat te wachten en die gaat over de zeik als ik te laat kom. Doe de groeten aan je Bets en sterkte." De rechter dacht na over het gesprek. Dat van die billen en ballen sprak hem wel aan. Zijn confrère had gelijk. Hij moest meer strijdlust tonen en niet over zich heen laten lopen. Was dat mens nou hele maal belazerd om zo tegen hem tekeer te gaan? En met welk recht? Had hij haar niet gered uit de klauwen van 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 57