Dat het feit van een gemeenschappelijk biologisch erfgoed ook een
vrucht is van de cognitie die door dit erfgoed geconditioneerd zou
zijn, is ook Maturana en Varela pijnlijk duidelijk. 'Weten dat we
weten', hun leus aan de mensheid, houdt vooral het breken met
de zekerheid in. Een van de redenen waarom we vermijden om
de wortels van onze kennis bloot te leggen, is volgens deze auteurs
misschien 'de duizelingwekkende circulariteit die ligt besloten in de
toepassing van een analyseapparaat voor de analyse van dat
apparaat zelf. Dat is hetzelfde als van het oog te verwachten dat het
zichzelf ziet.' Maar juist die circulariteit, of dat als een ritssluiting in
elkaar grijpen van onze specifieke zijnswijze en de verschijnings
vorm van de wereld, leert dat elke kendaad een wereld schept.
'Alle doen is kennen, alle kennen is doen.'
Nogmaals, het is bepaald niet nieuw, wat hier door Maturana
en Varela werd gepresenteerd. Het nieuwe was misschien gelegen in
hun poging om elders verworven kentheoretische inzichten als hoge
sport in de ladder van hun eigen discipline te plaatsen, en van daar
weer af te dalen met tafelen die ons bekend voorkomen, en waarin
dan ook een ethische regel is gebeiteld. Op de valreep van hun boek,
wanneer nogmaals benadrukt is dat allen te zamen de wereld maken,
verkondigen Maturana en Varula het gebod van de liefde.
Graven naar de bodem van het denken is niet eenvoudig. Het enig
beschikbare gereedschap is de tot woord geslepen gedachte: een
scherp maar ook onwillig instrument dat krachtens zijn wezen juist
naar de oppervlakte trekt. Het filter van de cognitie is de taal.
Daaronder is alleen drab te ontwaren, een moeras van waarneming
en voorstelling; vruchtbaar slib op de lithosfeer van het ondenkbare.
We kunnen ons de substructie van het denken alleen verbeelden aan
de oppervlakte van datzelfde denken. Zonder het woord geen beeld
van de dras waaruit het voortkwam. Aan deze vaststelling is een
connotatie verbonden van superioriteit van 'woord' ten opzichte van
'beeld', die uiteraard historisch bepaald is en die tegenwoordig bij
voorbeeld heel duidelijk naar voren komt in het dédain van veel
behoeders van het cultureel erfgoed voor de moderne visuele of
beeldcultuur, die de 'leescultuur' zou verdringen.
2.
De hierboven gereleveerde meerwaarde van 'woord' ten opzichte
van 'beeld' is niet in strijd met de suprematie van de visuele over
6