Geniet of ik schiet
Ellie van der Zanden
Carel schudt me wakker.
'Vooruit! Kom uit je nest. We missen het vliegtuig nog!'
God, wat heb ik een hekel aan hem als hij zo bruisend doet. Ik, die
wil slapen en het vliegtuig missen. Het is half drie in de nacht.
Onchristelijk is het.
Op Schiphol woedt een veldslag om bagagekarren.
Carel stort zich energiek in de strijd. Als een echt mannetjesdier rijdt
hij even later de prooi tot aan mijn voeten.
Wachtend voor de incheckbalie word ik wee van de slaap. Met Carel
als ruggesteun dut ik staande in.
Tot hij me zonder pardon terugduwt op mijn eigen benen. Hij houdt
niet van gehang.
Verderop in de rij verplaatst een als stadsmens vermomde provinciaal
besmuikt een kwart meter boterhammen van koffer naar bruin leren
tas. De overnachting in de koffer heeft het brood niet onberoerd
gelaten. De stapel heeft een golfachtige gedaante aangenomen
waarin elke afzonderlijke boterham, nu nog vastgemetseld in het
geheel, onherstelbaar moet zijn misvormd.
Zijn vrouw staat er giechelend bij. Ze draagt een felrose acryl truitje,
bouwjaar negentienzestig.
Een leeftijdloos kraagje prijkt boven de ronde hals. Een terlenka broek
van een stuitende kleur paars is geheel in stijl. Nu het brood veilig is
opgeborgen wordt de man door haar giechelbui aangestoken. Achter
zijn hand plaatst hij een opmerking die haar naar haar buik doet
grijpen. In de hele rij zijn zij warempel de enigen die er lol in hebben.
De pijpen van zijn donkerblauwe broek vallen glimmend tot op de
enkels. Wat hem er niet van weerhoudt uitnodigend rond te glim
lachen, bereid tot een praatje.
Maar niemand heeft interesse. Boeren uit de provincie zijn niet
populair bij wie op het punt staat naar Kos af te reizen.
'Niet roken', bestelt Carel, door mij geïnstrueerd, aan de incheckbalie.
'Bij het raam', voeg ik vlug in. Het hoofd onder het groene hoedje
fronst licht. Het houdt niet van mensen die vragen.
Van koffers ontdaan passeren we vreemd onaf de pascontrole. Carel
slaat een paar dozijn Marlboro in, ik koop een fles Loulou en dan nog
is het pas vier uur. Ik leg me op een bankje. Carel kijkt gegeneerd.
'Ik ga koffie halen', zegt hij.
11