portaal als de kerk erg vol was. 'Dan ben je gauw buiten, en kun je even een luchtje scheppen als de pastoor zijn amen niet kan vinden,' plaagde hij mijn moeder. Het bocht was een heilig en onvervreemdbaar bezit, 't Meest vooraan zaten de rijkste boeren en enige welgestelde notabelen als de burge meester, de dokter en het kerkbestuur. Daarna volgden de rijken en minder rijken, de kleine boertjes en achtenswaardige winkeliers en handwerkslieden als de smeden, bakkers, schoenmakers, zadel makers, klompenmakers, slachters enz. De grote hoop landarbeiders en de kleine 'scharrelaars' met hun grote gezinnen overbevolkten de kleine zijbankjes in de zijbeuken van de kerk. De dienst van half negen was uitpuilend vol. De have-nots konden zich niet de weelde van te laat komen veroorloven. Als een bezitter van een eigen bocht te laat kwam - en waarom zou je op tijd komen als je toch een vaste plaats had? - en zijn bocht bezet vond door 'vremden', had hij het recht om deze onrechtmatige bezetter van zijn plaats te roepen. En zo gebeurde het geregeld dat er aan het begin van de mis kleine rellen plaatsvonden tussen bezetters en bezitters, waarbij mijn grootvader bemiddelend moest optreden. Daarbij stond hij niet vanzelfsprekend achter de bezitter. Als die het te bont maakte met te laat komen, liet hij hem niet toe tot het overige vee en liet hij de vreemdeling het recht op zijn plaats. Maar anders leidde mijn grootvader de onrechtmatige eigenaar naar een lege plaats die zijn alziend oog niet ontgaan was. Of hij nam hem mee naar de armenbanken achterin, waar altijd nog wel wat te schuiven viel. Veel ruimte had de arme niet nodig; zijn omvang was gering. Mijn grootvader zelf was daarvan het levende bewijs. Met zijn natuurlijk gezag en met een onweerstaanbare onverbiddelijkheid wist hij elke vorm van rebellie te onderdrukken. Toch veroorzaakte zijn optreden wel deining en commotie, zeker als dat onder de preek gebeurde. De predikant placht dan zijn preek even te onderbreken. Mijn grootvader leidde de ongelukkige die smadelijk van zijn plaats was verdreven voor het forum van alle gelovigen en niet te vergeten het aangezicht van God naar een plaats of staanplaats achterin de kerk. Mijn grootvader gaf niet alleen lering, zoals de predikant, maar hij gaf lering ende vermaak, en zeker ook leedvermaak. Maar ook oogstte hij respect en bewondering; voor velen was hij de wrekende engel van de gerechtigheid die met zijn helrode band als vlammende 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 10