vleugels om zijn schouders de door God gewilde orde herstelde. Later werd het recht op eigen plaats aan wie niet voor de preek binnen was, ontnomen. Dat betekende het einde van het optreden van mijn grootvader als protagonist in het rituele drama, waarin hij schitterde als een volmaakt acteur onder het toezicht van een ademloos publiek. Onder de lange preken kon men zich weer ongestoord aan zijn slaap of mijmeringen overgeven. 3. Broedplaatsen van Stoutigheden Al was iedere gelovige even bemind - ze heetten immers allemaal beminde gelovigen - toch kende de kerkpraktijk wel gradaties in het bemind worden. Tot de minst geliefden behoorde de horde van niet- bezitters van vaste plaatsen in de kerk. Zij kenden niet de veiligheid en zekerheid van het bocht. Ze brachten weinig geld in de kerkezakjes en hun plaatsen leverden maar enkele losse centen op. Die horde moest dan ook ruim voor de mis begon in de kerk aanwezig zijn om een plekje te kunnen bemachtigen. De horde van niet-bezitters was in verhouding veel groter dan de kudde met eigen bocht. Toch was meer dan driekwart van alle plaatsen verhuurd, het hele midden schip en de helft van de zijbeuken, zowel aan de mannen- als aan de vrouwenkant. Reeksen geëmailleerde naambordjes trokken hun blinkende strepen recht en schuin, afhankelijk van de standplaats, door het hele kerk gebouw. Daarlangs stonden de merktekens van de uitverkorenen. Die behoren tot de twaalfduizend getekenden, dacht ik als kind, wanneer ik de bekende lezing uit het Boek van de Openbaring hoorde op Allerheiligen. De plaatsen die overbleven voor de naamlozen waren de rijtjes zit banken vanaf het midden en de drie rijen banken achteraan in het middenschip die de uitverkoren naam van de armenbanken droegen. Deze banken waren niet meer dan lage planken zonder leuning en zonder knielbank. De arme knielde op de kale vloer of hij bleef gewoon zitten, dicht opeen gepakt, want het aantal plaatsen leek onbeperkt. In de winter hield men elkaar op die manier goed warm, de kerk was meestal onverwarmd en de arme was schamel gekleed, precies zoals de kinderlectuur uit die tijd dat beschreef. De banken deden denken aan herbergbanken; ze waren geschilderd in een vaalgelige tint, de kleur van de armen. Achter de armen banken begonnen de staanplaatsen, die zich konden uitstrekken tot in het hoofdportaal. Velen stonden liever met opgeheven hoofd 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 11