5. De brief aan de bisschop Hoewel het analfabetisme onder de tijdgenoten van mijn grootvader nog aanzienlijk was, beheerste hij de kunst van het schrijven voor treffelijk. Hij moet een natuurtalent zijn geweest, want meer dan een paar jaar lager onderwijs had hij niet genoten. Mijn grootmoeder had nog een kruisje onder haar huwelijksakte gezet en deed dit telkens weer onder de weinige officiële stukken die haar verdere leven passeerden. Mijn grootvader die behalve Swies in de kerk ook oprichter was van de plaatselijke bond van katholieke landarbeiders, schrok er niet voor terug om zijn belangen tot bij de bisschop van Haarlem te verdedigen. Al dikwijls had hij tegen mijn grootmoeder gezegd: 'We zouden een stukje land moeten hebben, nu de kinderen groot worden. Dan hebben ze wat te doen en het brengt brood op de plank. Straks lopen ze maar hos over koren rond.' Hos over koren betekent letterlijk 'gras over koren', en heeft de figuur lijke betekenis van: nietsdoend, lanterfantend. Mijn grootouders hadden tien kinderen. Ze hadden daarmee wel een heel boerenbedrijf kunnen bemannen en bevrouwen. Er waren vijf jongens en vijf meisjes. De droom van menig landarbeider om zelf ooit een stukje grond te bezitten, was gedoemd een utopie te blijven. Zelfs het pachten van een paar gemet - een gemet was nog geen halve hectare - was voor een landarbeider niet weggelegd, omdat hij niet tot de boerenstand hoorde. Als er al iets te pachten viel, waren de kleine, dikwijls arme pachtboertjes er als de kippen op de mest vaalt bij. Toch zag mijn grootvader een unieke, maar zeer kleine kans om grond te pachten. En waar zijn helblauwe oogjes iets zagen en zijn scherpe oplettendheid iets ontdekte, liet hij niet los. De Kerk was vanouds grondbezitter op kleine en grote schaal. Ze verpachtte de grond, de zogenaamde kerkegrond, aan grote en kleine boeren. Mijn grootvader begreep dat in zijn nauwe banden als Swies met de Kerk zijn enige kans lag op persoonlijke lotsverbetering. Hij besloot er de pastoor op een zondag tussen twee missen door over aan te spreken. Ongetwijfeld zal hij een goed doortimmerd betoog hebben ge houden. Het materiële, maar ook het geestelijk welzijn van zijn gezin zullen daarbij een zware duit in het zakje hebben gedaan. De pastoor echter veegde al zijn argumenten van tafel met de onveranderlijke stelling dat er alleen aan boeren verpacht kon worden. Aangezien hij 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 15