Van de jeugd van zoon Jacob weten we weinig. Bekend is dat hij
naar de Middelburgse Latijnse School toog, op veertienjarige leeftijd,
maar deze alweer spoedig verliet. Vermoedelijk heeft hij vervolgens
rechten en theologie aan verschillende academies gestudeerd, moge
lijk aan de protestantse hogeschool te Saumur. Daar zou hij kennis
hebben gemaakt met Pontiaan van Hattem, aan wie Roggeveen zoals
hij zelf zei 'zijn bekering van Spinozist tot Christen' te danken had.
Maar daarover straks meer. In 1693 keert Jacob Roggeveen terug
naar zijn vaderstad. Het 'kohier van het haardsteden-, dienstboden-,
caros-, wagen- en paardengeld' over 1694 vermeldt dat Roggeveen
met één dienstbode woont in de Lange Noordstraat (in het huis 'de
twee Piramyden', nu nr. 37). In oktober van datzelfde jaar overlijdt
zijn echtgenote Maria Margarita Vincentius. Tot 1706 oefent hij het
ambt van notaris in zijn geboortestad uit. Hij schijnt zich hier echter
toch niet helemaal te hebben thuis gevoeld, want in 1707 vinden
we hem in Batavia in Oost-Indië, nadat hij in oktober 1706 door de
Heren Zeventien (het hoogste bestuurscollege van de Verenigde
Oost-Indische Compagnie - V.O.C.) tot raad van justitie te Batavia
is benoemd.
Van zijn verblijf in Indië weten we - het wordt eentonig - heel
weinig. Wel is bekend, dat hij een jaar na zijn aankomst in Batavia
huwde met juffrouw Anna Adriana Clement. Lang duurde dit huwe
lijk niet, want toen Roggeveen in november 1714 met het schip
'Westhoven' weer naar patria terugkeerde was hij al weduwnaar. Hij
vestigde zich weer te Middelburg, maar verbleef ook veel te Delfs-
haven, Zierikzee en Arnemuiden. Het plan van zijn vader om het
onbekende Zuidland te ontdekken blijft Jacob Roggeveen bezig
houden en na allerlei moeilijkheden slaagt hij er tenslotte in om in
1720 de Bewindhebbers van de W.I.C. zover te krijgen dat ze drie
schepen beschikbaar stellen voor een ontdekkingsreis. En daarmee
zijn we dan bij het begin van ons verhaal aangeland als op 1 augus
tus 1721 drie schepen onder Roggeveens bevel van Texel op weg
gaan naar het magische Zuidland.
Men zeilt naar het westen over de Atlantische Oceaan en doet op
19 november de eerste verversingsplaats aan op het eiland St.-
Sebastiaan, wegens de aan boord heersende scheurbuik. Na veertien
dagen zeilt de kleine vloot weer verder. Kaap Hoorn wordt gerond en
er wordt verder westwaarts gekoerst,. Op 5 april 1722 (Eerste Paas
dag) wordt het Paaseiland ontdekt, dat sindsdien zo heet.
25