der zeden neemt toe. Want ik herhaal het, Rome is indertijd gevallen omdat ze in eikaars kont zaten toen de Germanen binnenvielen. De tien geboden worden nu weer te koop aangeboden. Is er dan niets meer heilig?... Maarrr... deze generatie - ook al wéten ze tegenwoor dig van gekkigheid niet meer wat ze moeten doen - heeft tóch gedaan waar de uwe, en dus de mijne eigenlijk ook, alleen maar stiekem aan heeft liggen denken!' Haar ogen werden niet doffer. Van een gezellig gezinsleven was in dat uitgelubberd huwelijk natuurlijk allang geen sprake meer. 'Was die zelfmoordenaar opgewekt van aard?', vroeg hij. 'Te!', riep ze onmiddellijk uit. 'Kan dat?', vroeg hij verbaasd. 'Hij... Ik weet niet of ik...' 'Ik probeer altijd een heer te zijn.' Nou goed. Ik ben aan de mollige kant. En toen ik hem een keer voor de filosofiemiddagen die we hielden... voordat mijn man... toen keek hij zo...' 'Daar was hij toe in staat. Net of hij u in gedachten uitkleedde?' Ze knikte. 'Hij was een Staarder, mevrouw. Hij keek je aan, en je wist als vrouw meteen wat hij wou', zei hij, haar aankijkend. Haar wangen, laag in poly-onverzadigdheden, hoog in cholesterol, werden lichtroze. 'Ik ken een vrouw', vervolgde hij, 'die zich ging douchen, alléén omdat hij haar had aangekeken. Met zijn fluor glimlach en die ont maskerde zeskaraatsstem was hij een groot kaartspeler en rokken jager. Hij vertegenwoordigde de donkere kant in de mens. Hij ge loofde niet in God. Hij ging om met vrouwen van een verdacht allooi en met een verleden. Hij flirtte met het anarchisme. Hij deed aan Libertijnsheid. Hij bestal zijn werkgever. Hij reisde op een ongeldig paspoort en pleegde herhaaldelijk valsheid in geschrifte. Hij was een typisch voorbeeld van een onbetrouwbaar individu, een nietsnut die het niet alleen bestond het Für Elise op de banjo te spelen, maar ook opruiende liederen zong. Hij was vaak onverzorgd, verwaarloosd, vies en vuil. Met hoongelach, vloekend en tierend, in het platste Utrechtse dialekt, halfnaakt, gewaagd, met toespelingen zei hij in het wilde weg en met een volkomen gebrek aan zelfbeheersing gênante en gevaarlijke onwelvoeglijkheden, zei hij vaak dingen waarvoor geen eerlijke middelen, geen eigendom, geen geestelijk erfgoed veilig waren, en geen fatsoenlijke vrouw als u heilig. Hij kende ook geen 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 35