genieten van een niet te tellen reeks glazen schuimend bier, [om]
met de studenten der filosofie of theologie [te] disputeeren, soezen,
schetteren, lachen, vloeken en doorslaan.' Een prachtig genrestukje
van Quack, dat zo naar het revolutionaire milieu van de jaren rond
1970 kan worden getransponeerd. Stirner deelde de geschetste
atmosfeer van onmatigheid overigens met erflaters als Marx en
Engels, Georg Herwegh, Hoffmann von Fallersleben en vele anderen
die in de jaren veertig Hippels Weinstube in Berlijn bezochten, tref
punt van de Jong-Hegelianen en hun gasten.
3.
Het moet erkend worden dat Stirner ideeën verkondigde die sterk
aan het anarchisme waren verwant. Net als een aantal andere
Jong-Hegelianen verzette hij zich tegen de instelling van de staat,
maar dat zouden auteurs als Nietzsche en Ibsen óók doen. Max
Stirner draafde zover door de staat vervangen te willen zien door een
'bond van egoïsten'; hij sprak zelfs van een Duitse Vereniging,
gegrondvest niet op de abstracte staats- of nationaliteitsidee, maar op
het eigenbelang van de deelnemers aan die vereniging. Maar hier is
toch niet zozeer sprake van een politiek programma als van de druk
van de conventie: die van de 'tumultueuze en spelende dialectiek,
die in de Jong-Hegeliaanse kring algemeen gebruikelijk was' en
'tot de toenmalige modetoon hoorde' (O. Liebmann). Hoe exclusief
Stirner zich ook op wilde stellen, zijn achtergrond en omgeving
verloochenden zich niet, en de receptie van zijn boek kon hem
uiteraard niet onverschillig zijn. De staat moest dus verdwijnen, niet
door een georganiseerde evolutie, maar door 'brutale willekeur', door
'de strijd van egoïsten aan beide zijden'. Tegen de belijdende
anarchist Proudhon is Stirner in elk geval flink van leer getrokken;
deze verkondigde dat eigendom diefstal was, maar Stirner had niets
tegen eigendom, diefstal of macht, zolang dit middelen tot zelf
ontplooiing waren. Hij bestreed ze alleen in zoverre ze de onder
drukkende middelen van de ander waren. De eigendomsvraag kon
alleen worden opgelost door de 'krijg van allen tegen allen', waarin
elk middel was geoorloofd. Met dit beeld van de laatste, totale oorlog
tussen de individuen, waarin alle rekeningen worden vereffend,
opende Stirner een schemerig en mythisch verschiet dat mij zeer
heeft gefascineerd. Later ontdekte ik dat deze oorlog van allen tegen
allen al voorkomt bij de misantrope filosoof Thomas Hobbes (1588-
1679), niet als eind- maar als beginstadium, als de natuurlijke sociale
45