sich auch der "Uebermensch" an der Einzigkeit des Ich zerschmettert
haben.'
5.
Werkt het egoïsme van Max Stirner? Nu, aan het eind van de
twintigste eeuw, kunnen we alleen nog als Bildungstouristen wan
delen tussen de puinhopen van de ideologieën, en die vraag komt
ons misschien belachelijk voor. Dat leer en leven elk hun weg gaan
weten de minst geborneerden van ons nu wel. Elke uit een troebele
grondgedachte ontwikkelde ideeënleer verwijdert zich verder van de
empirische werkelijkheid naarmate ze de structurele volmaaktheid
naderbij komt. Maar Stirner wilde geen sluitende leer brengen; zijn
egoïsme moet niet gezien worden als een doctrine, maar als een stijl,
een perspectivische kunstgreep, een denkhouding. De vraag naar de
effectiviteit van die houding is een legitiem vervolg op de lectuur van
de Einzige. Heeft dus de Stirneriaanse egoïst een groter aandeel in het
levensgenot dan de dienstbaren, de 'gekke' en 'bedrogen' egoïsten?
Het antwoord hangt uiteraard af van de ervaringen en de waardering
daarvan van elke egoïst afzonderlijk. Mijn eigen bewondering voor
de inzichten van Max Stirner heeft, onder toenemende doofheid
voor elke verkondiging, plaatsgemaakt voor het besef dat het vooral
de verwoording van die inzichten was die mijn geestdrift wekte.
De manier waarop Stirner zich presenteerde sprak mij aan: zijn beur
telings snijdende en bombastische uitvallen, zijn mythische zelf
verheffing, de magnifieke pratheid op zijn isolement. Dat de realiteit
zich niet de wet laat voorschrijven door ongeacht welke aan haar
gewijde mentale constructie groeide daarbij van een vaag besef tot
overtuiging. De denk- of levenshouding bleek weliswaar een belang
rijke factor in de dynamiek van het persoonlijk universum, maar
nooit uitsluitende oorzaak van haar richting. Met andere woorden:
wie de absolute vrijheid daadwerkelijk wil realiseren, moet goed
uitkijken niet opgesloten en zo van alle vrijheid beroofd te worden.
Bovendien was daar het eigen gemoed met zijn tegenstrijdige
aandriften en emoties, waarop geen voorstelling van exclusieve
toepassing bleek, en waar onuitroeibare spoken huisden. Zo kon de
gemoedsbeweging van de sympathie nog verklaard worden volgens
de lijn van het egoïsme, maar de versterking ervan, het medelijden,
niet. Hoe paradoxaal kwam het me trouwens voor dat de levensloop
van Max Stirner, die elk sociaal instinct ondubbelzinnig de dood had
aangezegd, deernis opriep bij veel van zijn volgelingen!
47