in 1846 verliet ze haar man en vestigde zich in Engeland, waar ze zich na een uitermate wisselvallig leven tot bigot kaholiek ontwik kelde. Aan het eind van de eeuw weigerde ze Stirner-vorser John Henry Mackay te ontvangen. Wel deelde ze hem schriftelijk enkele bittere herinneringen mee aan de voormalige echtgenoot, die ze al bijna een halve eeuw had overleefd. Stirner wist zich na haar vertrek moeizaam in leven te houden met vertalingen van Franse en Engelse economisten, o.a. van Adam Smith, en gaf in 1852 zelfs nog een tweedelige Geschichte der Reaction uit. Na 1852 heeft hij voor zover bekend niet meer gepubliceerd. Wegens schulden werd hij het volgend jaar een paar keer gegijzeld; op het eind van zijn leven probeerde hij zich als commissionair in leven te houden. In 1856 stierf Stirner aan een infectie, waarschijn lijk als gevolg van een insektebeet. Bruno Bauer, Ludwig Buhl en enkele andere voormalige Vrijen liepen achter de lijkwagen. Ver volgens werd Stirner vergeten. Pas in 1892 werd door toedoen van Mackay een steen op zijn graf geplaatst met het simpele opschrift 'Max Stirner'. 6. Het pseudoniem dat zelfs op de grafsteen de ware identiteit verdrong: in welke relatie stond de nobody Johann Caspar Schmidt tot de Ik van zijn boek, tot de Einzige? Als die van Niccolö Machiavelli tot II Principe, veronderstelde Paul Lau- terbach. Maar tussen Schmidt en de Einzige schuift zich de gestalte van Schmidts literaire persona Max Stirner, met zijn machtig verstand achter het hoge voor hoofd. De Einzige, uit de pen van deze Max gevloeid, kon zich uit- Een portretschets van Stirner, in 1892 in Londen gemaakt door Friedrich Engels. 'Die Skizze ist nicht ahnlich,' bericht john Mackay. 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 50