wordt het gehele lichaam van de Zeester naar dat bepaalde punt getrokken. Andere buisvoetjes strekken zich dan uit en met deze grijpt de Zeester zich dan een beetje verder vast, terwijl de voetjes die eerst trokken nu zich mogen ontspannen. Zo beweegt het dier zich voort met een snelheid van 240 centimeter per uur. Niet erg vlug derhalve, maar wij hebben tijd genoeg. Leggen wij nu de Zeester in een ondiep bakje met zout water, met de rug omhoog. In de ruimte tussen twee van de armen zit de zeefplaat. Met behulp van een vergrootglas kunnen we zien dat dit een plaatje is dat inderdaad op een zeef lijkt en dat er gaatjes in zitten. Hierdoor wordt water voor het hydraulisch systeem toegelaten. Het water gaat door een kanaaltje langs de mond die nu aan de onderzijde zit, waarna het door buizen elke arm ingevoerd wordt en van daar afgetakt wordt naar elk voetje. Als het water door de buizen en aftakkingen in de voeten wordt gedrongen strekken deze zich uit, terwijl ze samentrekken als het water wordt teruggehaald. Je kunt het proces vergelijken met het blazen of zuigen van lucht in of uit een rubberen of plastic handschoen. Als wij in de handschoen blazen, strekken de vingers zich uit, terwijl, als men zuigt, deze vingers en de gehele schoen slap gaan hangen. De mond zit aan de onderkant en het kan zinnig zijn enkele Zeesterren open te snijden. Wij leggen daarvoor een gulden midden 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 56