Overlangse doorsnede door de schijf en een arm van een zeester,
a anus; m mond; k kalknaalden; z zuigvoetjes.
(naar: Buxbauch en Boucherie)
op de rug van het dier en snijden dan een rondje uit. Niet geheel.
Wij zorgen ervoor dat er een klein gedeelte vast blijft zitten dat
als scharnier dienen kan zodat wij het rondje, als wij alles gezien
hebben, bij wijze van luikje terug kunnen klappen. Door het te
openen komt de maag bloot te liggen. Deze kunnen wij er nu
wonderwel uit halen en schoon wassen en de inhoud ervan bestu
deren zodat we kunnen vaststellen dat de Zeesterren in Zeeland
vooral mosselen en oesters nuttigen.
Hierna splitsen wij een van de armen open zodat we de uitgroeisels
van de gemeenschappelijke maag zien en de uitlopers in de vijf
armen. Als we deze hebben verwijderd kunnen we wellicht de rij met
harde stukjes vinden waarlangs het waterkanaaltje ligt dat de buis
voetjes van toevoer of afvoer van water voorziet.
In Zeeland worden Zeesterren dikwijls als gevaarlijke vijanden van
de mosselen en de oesters gezien, welke met behulp van de vijf
armen en de daarop aanwezige zuigvoetjes waar we het al over
hebben gehad en waar we nog op terug zullen komen, open ge
trokken worden waarop het zachte gedeelte van het dier in de maag
wordt gewikkeld die bij die gelegenheid uit de mond van het dier te
voorschijn wordt geroepen en daarna, eenmaal gevuld, terug naar
binnen wordt gehaald.
Wij kunnen gerust deze dieren grondig bestuderen en het kan geen
kwaad hier en daar wat armen af te snijden. Deze dieren hebben
57