immers de mogelijkheid om verloren ledematen te reproduceren, en
drs. W. Jongepier schreef onlangs:
"Er zijn in Yerseke en omstreken regelmatig nog oestertelers of
mosselvissers te vinden die als razend Zeesterren de wal op harken
of ze verbitterd en woedend uiteenrukken, ze opzij gooien waarbij
het voorkomt dat stukjes van de dieren in het water terechtkomen,
denkende dat hun leven vernietigd is. In feite is ieder van de vijf-
vingerachtige stukken in staat om los van het Zeesterrenlichaam
weer tot een nieuwe Zeester uit te groeien! Het losscheuren van een
arm kan juist het voorbestaan en de vermenigvuldiging van de Zee
ster bevorderen!"*
Dat de natuur in Zeeland, ondanks de schijn die tegen is, uiteindelijk
op weg is naar stabiliteit kunnen wij goed zien aan de hand van de
Zeester.
Dat vijf, aanvankelijk onafhankelijk opererende individuele woon
achtigen zich op zo'n inventieve en harmonische en coherente en
hardnekkige manier elkaar hebben gevonden en zelfs zo ver zijn
gegaan dat ze zich bedienen van 1 mond en 1 maag mag niet alleen
een wonder heten, maar kan ons tot voorbeeld strekken zonder
weerga.
Wat nog fantastischer is is dat het dier in staat is om de vijf maal
tienduizend buisvoetjes zo te laten functioneren dat zij niet vijf
verschillende windrichtingen opmarcheren, waardoor het dier
jammerlijk in stukken uiteen zou gereten worden, doch doelgericht
en als door een geheimzinnige samenzwering op het juiste ogenblik
zich uitstrekken of samentrekken en zich in stilte en zonder pochen
of morren zich ondergeschikt verklaren aan het hogere doel: de
Eenheid en de Gezamenlijkheid.
Jongepier heeft het hier over de Gewone Zeester, en bijvoorbeeld niet over de
Brokkelster of de Slangester of de Zonnester of het Gorgonenhoofd met soms
wel meer dan 80.000 armaftakkingen.
58