De onttakelde kardinaal Lou Vleugelhof De in Zeeland geboren dichter Lou Vleugelhof vertelt in 'De onttakelde kardinaal' de geschiedenis van zijn grootvader, die op zondag in de kerk het eerbiedwaardige ambt van Swies of Onderslaeher vervulde. De grootvader was een kleurrijke figuur, die met veel verve zijn merkwaardige ambt uitoefende. Met zijn purperen sjerp om de schouders trachtte hij als een onttakelde kardinaal de 'Eerbied in Cods Huis' te handhaven. Een stuk authentieke geschiedenis komt in dit relaas tot leven. Vleugelhof schept een beeld van een vergeten, maar onvergetelijk 'hoogwaardigheids bekleder' in een dorpje in de Zak van Zuid-Beveland in de eerste helft van de twintigste eeuw. 1. De Swies of Onderslaeher Op zondag tijdens alle missen en het Lof zat hij geknield op zijn oude bidstoel helemaal achterin de kerk. Of liever, hij stond ernaast; het rode pluche van de knielbank was ver doorgesleten en de matten zitting leek op een doorgezakte mand. Het was mijn grootvader van moederskant, een tanige, door de jaren kromgetrokken man, met lange grijzende asblonde haren en helblauwe oogjes die scherp en nauwlettend de knielende of zittende gelovigen in de gaten hielden; geen ongerechtigheid of 'stoutigheid' ontging hem. Was hij door de week een van de vele niet in tel zijnde landarbeiders, op zondag steeg zijn aanzien tot mysterieuze hoogte. Op die dag was hij bekleed met een kerkelijke functie, wel de laagst denkbare, maar toch maakte hij deel uit van de lange stoet van kerkelijke waardig heidsbekleders die ergens in Rome begon en haar ondereinde vond in de dorpskerk bij de Swies of, in het Zeeuws, de Onderslaeher. Het teken van zijn lage waardigheid was een brede karmijnrode band, de bandelier, die hij schuin over zijn linkerschouder droeg. In met gouddraad geborduurde gotische sierletters prijkte daarop het heilige bevel EERBIED IN GODS HUIS. Het karmijnrood van de kardinalen en de gouden stem van hun vele kerkelijke bevelen vonden hun laatste weerklank in de onttakelde kardinaal die mijn grootvader was. Waarschijnlijk kende mijn grootvader de herkomst van zijn functie naam niet meer. Onderslaeher is een verbastering van het oorspron kelijke woord hondeslaander of hondeslager. De hondeslager was al in de Middeleeuwen bekend. Het was de man die met een stevige stok aan de ingang van de kerk stond - tijdens de diensten waren de kerkdeuren meestal wijd open - om loslopende en rondzwervende honden, die er in groten getale waren, uit de kerk te weren. Je zou 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 7