33-43 Frans Hummelman Een vreemde gedachte dat al de mensen uit mijn jeugd dood zijn. 'Ik heb een wilskrachtige kin. Net als Mussolini. En stalen zenuwen', zegt mijn broer. Zijn kostuums kosten vierenveertig gulden. Mijn vader doet het met een pak van vijfentwintig. Mijn moeder in de kille kamer met de valse piano. 'Zul je nooit weg gaan?', vraag ik. Ze staat geheel aangekleed, hoed op, mantel en handschoenen aan. In haar beugeltas de zakdoek, het flesje eau de cologne en de rol pepermunt. Hij heeft de sleutel uit haar tas gehaald en het huis dichtgedaan. Opeens wordt er gebeld. De sleutelbos rinkelt, mijn vader doet de voordeur van het slot en laat onze huisvriend, die altijd meteen naar de piano loopt, binnen. Die slaat een paar noten aan, kijkt ontstemd en begint een snerpende ragtime te spelen terwijl de noordoosten wind aanwakkert. Mijn moeder doet haar mantel en handschoenen uit, of ze net is thuisgekomen. Opa heeft een boek over de Boerenoorlog. Sterven is schilderachtig. Ik ga op de grond liggen zoals de gesneuvelde Boer op een van de gravures, één been opgetrokken, de armen uitgestrekt. Dominee Buffinga komt klagen over mijn gedrag: 'Hij slaat de verzenen tegen de prikkels'. Verliefd op Corrie, nichtje van bokser Bep van Klaveren. Ik ga met haar uit, dat wil zeggen, we eten een appelbol en spoelen die weg met een kogelflesje Perl. Eerste gedichten. Als Johhny L. iets niet bevalt: 'Ga prijspissen in de Nijl'. En: 'In deze ruime keuken valt er veel te neuken'. Hij had een tien voor taal. Bovenmeester Stapelkamt vertelt met tranen in de ogen en trillende stem over de bekering van de jood Isaac Da Costa tot het Christen dom. Een van de Stuka's huilt omlaag en mitrailleert de Schieweg. Aan de 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1995 | | pagina 19