Engelse militaire overjas over zijn toog heen tegen de winterkou. Tijdens de nachtmis waarvoor mijn vader een nieuwe mis van Perozi had ingestudeerd en tijdens welke de organist zijn plaats op de orgel- bank weer had ingenomen, hield de pastoor de feestrede. Hij bedankte het Jezuskind voor de behouden terugkeer van zijn schapen. De organist werd zelfs met name genoemd. De bevrijders werden geprezen en van Gods beste zegen voorzien. Wel maakte hij in bedekte termen toespelingen op de morele gevaren die de kleine gemeenschap bedreigden. De uitwerking van deze gevaren zou zich inderdaad spoedig gaan aftekenen door de plotselinge toename van het aantal dopelingen. Tegen de lustige Buben van de Duitse Wehr- macht had hij zijn gewijde stem nooit verheven. Wie zou zich echter in de algemene feestroes van de overwinning nog druk maken over het verleden van de pastoor! Zelfs de Joodse organist die zijn baantje op de orgelbank terug had gevonden, kende geen wraakzuchtige gevoelens. Alleen mijn vader leek na de bevrijding veranderd. Hij was knorrig en humeurig geworden. Hij leed aan vage hartklachten. Op de eerste kerstdag na de plechtigheden in de kerk was de pastoor even binnengelopen om een praatje te maken over school- en parochieaangelegenheden. Ze zaten in de mooie kamer en dronken een glas wijn. Vanuit de keuken kon ik hun gesprek volgen. De pas toor sprak over zijn veertigjarig priesterfeest dat hij het volgend jaar wilde vieren. Er moest een feestcommissie komen. Omdat er in de kerk niets gevierd kon worden zonder mijn vader vroeg hij hem om voorzitter van de commissie te worden. De andere leden van de commissie mocht mijn vader dan zelf aanwijzen. Om zijn jubileum op gepaste wijze te vieren, was de pastoor van hem afhankelijk. Waarschijnlijk vermoedde hij dat mijn vader uit eigen beweging geen initiatieven zou nemen. Ik hoorde dat hij op de vraag of hij een feestcommissie wou oprichten, antwoordde met een krachtig nee. Daarna werd de toon van hun gesprek steeds opgewondener. De bovenmeester hield voet bij stuk en de boze herder verdween zonder te groeten het huis uit. Een paar maanden later stierf mijn vader vrij onverwacht aan zijn snel verergerde hartkwaal. Postuum kreeg hij een onderscheiding toegekend voor zijn houding in het verzet. Zijn vriend de pastoor leidde de begrafenisplechtigheid. Hij sprak over hem als een man die onmisbaar leek in de kleine gemeenschap en aan wiens vruchtbaar leven zo plotseling een eind was gekomen. "Gods wegen zijn onna speurlijk," was het leitmotiv van zijn preek. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1995 | | pagina 32