band hielden met haar fladderige natuur. Het opgeheven hoofdje
van een elf met zijden haar en ogen die in hem geloofden. Maar het
kostte hem steeds meer moeite zelfs de gezichten op te roepen. Ze
raakten vergeten en vergeven.
Het spijt ze van toen. Ze zullen
zich in lief zwijgen hullen,
glimlachend tot de dood.
Veldstra glimlachte. Geen slecht gedicht. Maar hij schoot niet op zo.
De post, goddank, hij hoefde nog even niet terug naar Yoni, verstard
in een still, haar lippen om de penis gekneld.
Tussen de Broekenreus en de Kappa-Doemarkt vond hij een foldertje
en de brief waar hij op wachtte. Om zich te pesten las hij eerst het
foldertje. Voorop stonden jongeren vervreemding uit te drukken
voor een grauwe muur. HARD TEGEN HARD stond er schuin over
heen gedrukt, en MAN TEGEN MAN. Binnenin gingen ze daar over
door. Er werd een wereld geschetst waar onrecht heerste. Kom JIJ ook
in opstand? stond er. Veldstra was geërgerd. Hij was geen jij. Vraag
JIJ jezelf nooit af waarom JIJ je tegen het gezag keert? Ben JIJ wel tevreden
over JOUW eigen leven? Hij moest er over nadenken. Waarom was
dit zo ranzig? De vraag moest juist zijn: Waarom leidt een tevreden
bestaan tot onverschilligheid tegenover onrecht en lijden?
Daar moest hij maar niet teveel over nadenken. Hij zag zich als een
zachtaardig man, al schopte hij op straat wel eens hard tegen een
leeg blikje. Lankmoedig. Dat was een woord dat hem aanstond. Hij
gooide blaadje, Broekenreus en Doemarkt in de prullenbak. Nu
mocht hij aan de brief.
Het begin ging over het weer en wat huiselijk ongemak, maar na een
half kantje kwam er een van die passages die hem elke keer weer
warm maakten.
Weet je dat je dat echt kunt, me een beetje moed geven? Jouw brieven
zijn altijd een soort medicijn, en als jij die lieve dingen zegt, kan ik er een
hele dag weer tegen.
Een brief van Tinka, zijn oude vriendinnetje. Een paar jaar eerder
waren ze elkaar bij toeval weer tegengekomen en op slag waren
dertig jaar wereldgeschiedenis in damp opgegaan. Ze zei nog net
zo precieus 'o!' als iets dreigde haar te schokken. Maar ze waren ver
standige mensen die elk een eigen kant op moesten, ze zouden
schrijven. Dat zou niks worden, hadden ze ongetwijfeld allebei
56