heb ik voor het eerst sinds Zus' plotselinge overlijden haar werk
kamer betreden. Daar lagen haar boeken en cahiers vol aanteke
ningen. Beduimeld en her en der verspreid. Het kwam mij voor
als was Zus bezig een sleutel te vinden, ergens in haar boeken, die
toegang verschafte tot een avontuurlijke conclusie. Zus was altijd erg
optimistisch over haar vorderingen. Dan vertelde zij in vuur en vlam
over 'n probleem waar zij haar vinger op had weten te leggen, het
geen zou leiden tot 'n oplossing voor alle menselijke noden. Uit
ervaring echter wist ik dat hierna een periode van stille berusting
volgde, waarin zij geruisloos 'n schrijnende teleurstelling wist te
verwerken en zich gaandeweg weer oplaadde tot de orde van de
dag: ijveren voor een betere oplossing. Aldus is Zus uit het leven
genomen op het hoogtepunt van 'n mogelijk eureka. Gezeten aan
de zaag - waarschijnlijk heb ik die middag weinig gezaagd, laten we
eerlijk zijn - leek het alsof Zus mij op de hoogte wilde stellen van
haar laatste bevindingen. Ik luisterde dan ook scherp, riep haar tred
en ademsgeur op en bekommerde mij om hoegenaamd niets anders
dan wat mij boeide. Een werkman onwaardig, zodat een zekere
straf in het verschiet lag. Zus hoorde ik zachtjes mompelen. Zij sprak
rustig, maar gedempt... ik moest mij uiterst concentreren haar
woorden te verstaan. Ik verliet de oppervlakte en woei naar haar toe.
Haar woorden werden signalen, haar sihouet verscheen... ik voelde
de gloed van haar huid stralen, toen de patroon dwars door onze
wolk van contact binnenstampte.
'Hoe is het met Zus!' brulde de lomperd. 'Niemand heeft haar de
laatste weken nog gezien. Nu zagen we dat kneukeltje toch niet veel,
maar toch - de mensen praten erover. Nou, waar hangt je meissie
uit?'
Die toon, die manier van praten. Zonder ook maar een antwoord te
verlangen, dramde hij maar door. Hij sprak min of meer in mono
loog en haalde er van alles bij om zijn eigen gelijk te bevestigen. Ik
noem dat kleineren, hier spreekt men dan van 'opkweken'. Tasten
naar wonden waarin men zout kan strooien. Zus zag het als breken.
Dat gaf hij dan ook ruiterlijk toe, want hij wilde wel weten waar hij
mee bezig was. Waarom gaf ik die vervelende man geen lik op stuk?
Brak mijn arrogantie, hier boven te staan, mij op? Moest ik mij
meten met deze provocerende luis? Mijn medelijden voor deze 'jager
op fazant' van mij afschudden? Gaf je serieus antwoord op zijn
insinuaties, dat zijn conclusies op een misverstand berustten, dan
volgde er een even lange als gratuite monoloog over mijn misvatting
15