betreffende zijn ongelijk. Tegen domheid valt niet te strijden. Ik capituleerde dan ook vaak, waarna hij zijn overwinning, met in zijn kielzog knecht Paladijn, rondbazuinde aan een ieder die het maar horen wilde. Al moest-ie er de straat voor op. Suf heb ik mij ge piekerd over de bizarre verhouding tussen ons. Ach, dacht ik dan, hij kan niet aarden in zijn persoonlijkheid, net als ik. Of, wellicht wekt mijn stoïcijnse houding wrevel op. Ervoer hij mijn capituleren als hautain? Woog ik zijn woorden wel juist, liet ik mijzelf niet mee slepen door misplaatst ongenoegen? Mijn weekloon was niet karig, en werd zonder uitzondering op tijd uitbetaald. Maar laat ons eerlijk zijn, het overwicht op mij verkreeg hij door schaamteloos zijn domheid te tonen, zijn halsreiken naar zelf respect. Terwijl hij in mijn ogen van nature een mentale achterstand moest overwinnen. 'Dood,' antwoordde ik tenslotte. 'Maar jongen, ze heeft zichzelf toch niet weggetoverd. Je wou toch niet vertellen dat ze zelf een blok arduin om haar enkels heeft ge hangen en deze in de Notekreek heeft gegooid. Verdrinken is niet prettig vriend... seconden duren eeuwen en je gedachten neem je mee in de Dood en ze blijven daar echoën tot je er doof van wordt. Tot je er doof van wordt.' Daar moest hij zelf zo hard om lachen dat Paladijns nieuwsgierig heid was gewekt. 'Geen woord heeft ze nog gesproken, jongeheer. Ook niet over jou. Jij dacht nog wel dat jullie vriendjes waren. Nee, mejong, leer mij wijven kennen.' Nu lachtte Paladijn ook gretig mee. 'Als het touw van de juiste lengte is, moet je nu haar kruin zien dobberen. Misschien gaat er wel een fuut op broeden.' Zo ging dat maar door. Op zijn gezicht droeg hij een uitdrukking die ik nog steeds niet heb weten te duiden. Het was geen grijns van spot, geen sardonische glimlach, het leek meer op 'n tweede ge zicht... 'n masker waar je aan wennen kunt, zoals de gestalte van een gebochelde je als gewoon gaat voorkomen. Zijn tweede gezicht heb ik voor het eerst gezien toen zijn oude vader, op zijn sloffen, slecht ter been, hemd uit z'n broek, met een reutelende kuch, op hem af kwam schuifelen om zijn zoon voor te stellen aan een toekomstig opdrachtgever. De oude baas struikelde en viel met zijn vernederd ogende gelaat, zijn frêle handen ter bescherming uitstrekkend, plat op de sintels aan de voeten van de erfgenaam. Zijn krampachtig naar 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1995 | | pagina 16