van de oude Braun: hij kende alle bomen. Hij corrigeerde de
pogingen van zijn gezel en knikte als Von de goede naam had
gevonden.
De dokter had besloten vaart te zetten achter Vons behandeling.
'Ze willen me in proces brengen', legde hij de geduldige Braun uit.
Von spuide zijn gram. 'De beerput van de baarmoeder, daar moeten
we weer in zwemmen.' Toen Cornelius er achter was gekomen waar
zulke ideeën vandaan kwamen, liet hij Helga Vons studieboeken in
beslag nemen. Vreesde de dokter een satanisch mens als Aleister
Crowley, dat gruwelijk lust- en machtsbeest, dat vrouwen als vodden
in de hoek smeet na zijn giftig zaad erin geloosd te hebben? En nog
kwamen ze op vier poten teruggekropen om zijn hand te likken.
Crowley joeg ook op frisse knapen.
Nu hij zijn buurman vaker bezocht, waagde hij het in de kisten
te snuffelen. Sommige titels waren hem bekend en enkele had hij
ooit zelf bezeten; ze waren aan aanstoot verbonden. Dit was een
magiërshol. De demon die via de boeken tot hem sprak eiste actie.
Het duurde even voor hij hem als de sexduivel ontmaskerde. Von
vertoonde nu de kenmerken van een verslaafde die na een periode
van onthouding weer acuut behoeftig wordt. Maar die sluwe vos van
een Cornelius had het alweer in de gaten. Hij kon de hutkoffers van
Braun confiskeren, hij moest voorzichtig zijn. Waarschijnlijk om
Von en Braun niet te tegendraads te maken, gebeurde dat niet. Maar
ze werden beiden in het oog gehouden, dat voelde Von haarfijn. En
in elke zitting liet de therapeut tussen neus en lippen merken dat hij
wist wat Von onder zijn kussen had liggen. De toespelingen waren
voor de ingewijde onmiskenbaar. Vons stap werd geijsbeer, tiran
nieke onrust die militaire ritmes zoekt.
'Een gulden voor je gedachten!'
De therapeut stond achter Von zijn boterham naar binnen te
spoelen met lauwe thee. Bijna iedereen van het paviljoen was met
het busje naar het zwembad in de stad. Sjaan had speciaal voor
achterblijvers wat boterhammen in de schaal gelaten, en boter en
een potje Chivers oranje-marmelade. De Earl Grey op het komfoor
was vergif geworden, al beweerde Sjaan dat de Britten hun thee veel
sterker dronken dan wij slappedanige Nederlanders gewend zijn.
Von lengde de thee in zijn mok aan met water uit de karaf en zei:
24