"zilver" te bewaken. Vanaf dat moment waarschuwde hij de voorbijgangers al op afstand niét op zijn "zilver" te lopen. Hij had zich als een kwaad aardige gnoom ontpopt. Dreigend vooral bleef de vinger. Ik vergat mijn werk volkomen, en bleef de man volgen. Ik was verwonderd dit schouwspel met eigen ogen te mogen registreren. Hier was niet een persoon met een humoristische kunstvorm aan het werk, maar een regelrechte realiteit van iets dat ik op dat moment niet anders herkende dan de l'Art Brut. "Don't walk on my silver!!!" knarste het venijnig, en weer duwde hij met volle kracht iemand opzij. Hij viel mensen aan, zij het heel kort, want zijn aandacht richtte zich consequent op het "zilver". Hij maakte het inderdaad bont, maar niet tè bont. Binnen een kwartier was hij spoorloos verdwenen. Even kwam de gedachte bij mij op, dat de man inspeelde op mijn Tan Q/-cirkel, waarin zilver munten lagen die vanwege onoplettende passanten regelmatig metersver over het trottoir rolden. Een paar weken nadien zat ik op een vrije middag mezelf in de zon op een bankje te drogen. Het bankje bood precies uitzicht op mijn tekenstekje bij de Batik of Ireland. Daar dook ineens de man in het donkerblauw weer op. Met geel krijt ontwierp hij een zeer naïef uitziend beeldverhaal van boven op elkaar gestapelde katten en monsterfiguren, ditmaal zonder theatraal commentaar. Spoedig verliet hij de tekening, die hij met grote zorg had opgebouwd. Ik heb hem nadien niet meer gezien. Mede doordat deze man voor mij opnieuw in het straatbeeld was verschenen, verwonderde het me, dat het artistieke vermogen van de mens zo dicht bij de neurotische gedragsuiting gelegen kon zijn. Met dit voorbeeld uit Dublin wil ik een bestaansgrond leggen voor de directe samenhang die tussen neurose en kunstuiting bestaat. Beter nog is het te zeggen dat ze in elkaar overvloeien, maar enkele verschillen onderschrijven tevens een scherpe grens tussenbeide. Een grens die het neurotische gedrag afbakent tot iets waarin de zin voor betrekkelijkheid verloren lijkt gegaan, zodanig dat iemand geheel van het beweeglijke van de humor blijft buitengesloten. (Middelburg 1995) 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1995 | | pagina 28