'De Hazen' opent pas de derde afdeling van de bundel, maar het lijkt me toch het centrale gedicht van de hele bundel. Het bevat een aantal thema's en motieven van zijn dichterschap in a nut shell, althans zeker de meeste die direct met Zeeland te maken heb ben. Uit deze bundel en ook uit veel van zijn latere poëzie blijkt een intense betrokkenheid bij het Zeeuwse land. Het Zeelandgevoel - een vaag begrip dat ik in de loop vandit artikel hoop te verdui delijken - doordrenkt zijn werk dat hij tot nu toe schreef. Als een oester die ademhaalt op het ritme van het getij, blijft zijn poëzie leven op de adem van het Zeeuwse land. Ik kan niet al zijn Zeeland-gedichten in hun geheel citeren, maar voor enkele wil ik een uitzondering maken. Om te beginnen het titelgedicht van zijn eerste bundel. De Hazen We waren in een weitje waar camille het meest te vertellen stond en hadden een paal voor de waslijn in de grond gezet, toen twee hazen uit het jonge koren dansten, rechtop bewegend, in een aangrijpend menuet. Dat kinderboekenhazen bleken te bestaan - ze droegen dan wel geen parmante jassen, maar hadden die aandoenlijke en overduidelijke oren aan - het was zo schokkend als midden in de goedheid of in de oudste angst voor donker zijn te komen staan. De schaamteloosheid van hun rondedans en de driftige ernst van hun door plotselinge versteningen onderbroken spel deden ons de eigen argwanendheid en verloren natuurlijkheid beseffen, dat voelden wij aan onze sprakeloosheid wel. Het voorjaar leek zelfs dreigend uit den boze over de onschuld van de polder heen te hangen. De dans duurde zo'n traag kwartier; er was nog een kort leven om te blozen, om naar de schoonheid van dit drieste dansen te verlangen. 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1995 | | pagina 30