Die in u woonde als een kind, geen aardse vreugde kan hem meer verzaden, maar op het pad verzengd door vuur en wind drijft hem uw ongenade. De eerste indruk is dat de dichter geleefd heeft onder de dreiging van een calvinistisch godsbeeld. Het past helemaal in het beeld van het meest steile calvinisme dat Zeeland op sommige plaatsen ge kend heeft en wellicht nog kent. Het gedicht heeft zeker een sterk autobiografische inslag. Het Huis is het vaderhuis waar Hessels opgegroeid is in het typisch dualisme van het calvinistisch mens en wereldbeeld. God en mens staan antagonistisch tegenover elkaar in de leer van Calvijn. De antoniemen: God en mens, ziel en lichaam, hemel en aarde, goed en kwaad, licht en donker, schuld en verzoening zijn motieven die schering en inslag zijn in het werk van veel dichters van protestantsen huize, vanaf de zeventiende- eeuwse dichter Revius (met zijn vele barokke tegenstellingen) tot de dichter Achterberg: 'Godsdienst hing zwaar tegen de hanenbalken'. Het gedicht 'Calvinisme' lijkt dan ook geen Fremdkörper in het werk van Wint Hessels. Het is echter de vraag of hij hiermee zich zelf typeert als een streng rechtzinnig calvinist die zich een voort- gedrevene voelt, overgeleverd aan de onberekenbare luimen van de God van zijn jeugd. Overeenkomsten van dien aard in andere gedichten zijn spora disch. Het zijn juist gevoelens van geluk, geluksverlangen, hoop, harmonie, rust en evenwicht, liefde tot God en de natuur die over heersen. Wel zijn als contrasten daarvan de anti-gevoelens aan wezig of minstens voelbaar. Door de zware choraalzang van de orgelklank klinken ook lichte toetsen. Het Huis ligt in een droom- stil dal, de muren grenzen zowel aan de hemel als aan de hel. De tijd waarin Wim Hessels dit gedicht geschreven heeft biedt moge lijk een verklaring voor de overheersende sombere toon. Het moet aan het begin van de Tweede Wereldoorlog geweest zijn. In Zuid- Afrika heeft het heimwee naar zijn vaderland hem nooit los ge laten. Uit een aantal herinneringsgedichten die juist in die oorlogs jaren zijn ontstaan, blijkt dat zijn heimwee naar Holland heviger is geworden. De band met Zuid-Afrika is die van een haat-liefde- verhouding. Een gedicht dat herinnert aan Slauerhoffs afkeer van Nederland getuigt daarvan. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1996 | | pagina 12