Het onderzoek Raats Natuurlijk liep het mis. De bus, die A. van Terneuzen naar Perk polder vervoerde, tilde tot zijn schrik bij elk kilometerpaaltje zijn poot op en moest vervolgens ieder dorpje in de regio goeiedag zeggen. Die boot kon hij wel schudden. Anderhalf uur te laat arri veerde hij in Perkpolder en hoopte dat ik in Kruiningen nog stond te wachten. Daar had ik al twee aankomsten vergeefs uitgekeken naar mijn mede-redacteur. De eerste boot spuwde twee vracht wagens uit en toen werd het stil. Uit de volgende kwamen vijf auto's, een jongen die hè hè zei en een dame met een hondje. Op mijn vraag of ze A. had gezien antwoordde ze ontkennend. Ze kende zelfs niemand van die naam, zei ze opgewekt. Het hondje keek me kwaadaardig aan: 'Wat moet jij met A?' Ik gaf geen ant woord. Ik praat niet met honden. De eerste persoon die van de derde boot kwam was A. Gejaagd, met een lichte paniek in de ogen tuimelde hij van de trap en vervloekte heel West- en Midden-Zeeuws-Vlaanderen, te beginnen bij de infra structuur. 'Waarom kom je ook niet gewoon in Nederland wonen,' zei ik spottend. Zwijgend stapte hij naast me in de auto en pro beerde zich aan de normale wereld aan te passen. 'Ik ga het ze zeggen in Den Haag,' zei hij somber. 'Dit is geen doen meer.' Ik lachte. 'Waarschijnlijk krijg je als antwoord: Wend U tot de rege ring van uw eigen land, ouwe Belg.' We waren op weg naar het Letterkundig museum in Den Haag, ten einde wat onderzoek te doen naar de handel en wandel van Wim Hessels. De dichter die in Zaamslag had gewoond en om voor ons onbegrijpelijke reden naar Zuid-Afrika was geëmigreerd. In Den Haag wisten ze daar meer van, had een medewerker van het museum A. verzekerd. Alle gegevens zouden klaarliggen, maar we moesten ze wèl komen ophalen. De reis verliep voorspoedig. Na anderhalf uur reden we langs het regeringscentrum en keken onze ogen uit. Wij komen daar niet elke dag omdat we er normaal gesproken niets te zoeken hebben. Het regeren gebeurt eigenlijk zonder ons. Het resultaat is er ook naar. In de verte zagen we Wim Kok op de brommer en dat stemde ons tevree. Zo'n eenvoudige man. We vroegen de weg aan een koerier die gewoon midden op de weg stond uit te laden. 'Letterkundig Museum? Hebben we dat dan?' Wij dachten van wel en reden door. Grapjes maken we liever zelf. We besloten de auto weg te geven aan een parkeergarage, stap- 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1996 | | pagina 33