Lodon knikte. 'Essence de rosée,' ver klaarde hij. 'Het wezen van de dauw - dat distillaat zal de Lunavis krachtig het luchtruim in trekken.' 'Iets ballonachtigs dus - dat had ieder een al verwacht. Maar hoe wilt u ooit dat gigantische object omhoog - en waarheen eigenlijk, meneer Lodon? Zomaar de lucht in? Lunavis moeten we natuurlijk niet letterlijk nemen. Is er een specifiek reisdoel?' Ik herinnerde me plots een fragment dat ik ergens had gelezen: 'Ja, nu is het zeker! Eens zal het geheim der onsterfelijkheid worden uitgevonden!' De oude gravin De Ville- roi had dat verbijsterd uitgeroepen, bij een van die eerste ballonvaarten in 1783. 'Bij De Bergerac kon men zich naar de maan laten voeren met behulp van fles sen dauw,' sprak Lodon met een zweem van een glimlach. 'De zon trekt immers de dauw aan.' Een immens bouwsel van latten, doek en kabels, zwevend onder een dauwbal lon. Ik stak een vinger tussen mijn hals en mijn boord. 'Hoe verzamelt u de dauw?' vroeg ik, niet wetend wat te zeggen of te zwij gen. 'Of is er sprake van een poëtische benaming voor waterstof?' 'Ik sprak u van de kracht van de verbeel ding,' zei Lodon, merkbaar - al te merk baar? - teleurgesteld, 'en u hamert op banale letterlijkheid. Zo komen we er niet. Het gaat natuurlijk niet om de che mische maar de denkbeeldige kwalitei ten van de essence.Hij draaide zich half af, pakte het model van zijn luchtkasteel op en draaide het in zijn handen om en om. Ik lichtte verlegen de strohoed en nam afscheid. 'En het reisdoel,' riep de goochelaar me boosaardig na toen ik de opening van de kegeltent al terugsloeg, 'het reisdoel is inderdaad de Maan!' Hotel lllyria lag aan het begin van de gloednieuwe avenue, die buiten de wes telijke stadsmuur begon als een soort plein met reeksen gaslantaarns en in het centrum een ovaal plantsoen, en die vervolgens een eind de zuidwestelijke rivieroever volgde, tot hij scherp naar het zuiden afboog en de nieuwe zaken wijk scheidde van de kwartieren met huurkazernes. Voor het statige bordes van lllyria brandden twee bolvormige lantaarns op gietijzeren palen. Hun licht zette de gepolitoerde dubbele ingangs deur van het Hotel en de twee portiers met hun tressen en sjako's in een flets en kil licht; steeds was het getik te horen van motten en muggen, die het herme tische universum van de lichtbollen pro beerden binnen te dringen. Het was voor het Hotel nog drukker dan anders. Huurrijtuigen reden aan; paren schre den, eenzame wandelaars liepen jachtig naar het bordes. Winande, een tuberculeuze erfgenaam uit het Zevengebergte met een vage belangstelling voor de pre-rafaëlieten en hun bronnen, vergezelde me. We waren vroeg gearriveerd en hadden een goede plaats in de salon bemachtigd, waar de stoelen klaarstonden in nette rijen. Spoedig stroomde het zaaltje vol: bonts tola's, glimmende parels, artistieke open kragen en formele avondkleding, geo lied, stijfgeplakt haar waarin het licht van de grote kroonluchter ranzig weer spiegelde. Geroezemoes klonk, ver wachtingsvolle conversatie, het ritselen van de prospectus die iedereen onge veer uit het hoofd moest kennen. Nu, stilte! Het fluwelen gordijn voor het klei ne podium met het spreekgestoelte werd van twee kanten opzijgetrokken door gesluierde nimfen, wier diadeem bekroond was met een bleekgele maan sikkel van bordpapier. Achter de kathe der verrees, in avondkostuum, Lodon. We kregen een aanvulling op het inmid dels bekende repertoire te horen; Lodon noemde aan het slot zelfs de exacte datum waarop de Lunavis het luchtruim zou kiezen: een zondag die enkele maanden in het verschiet lag. Na het voorafgaande, de etherische ontboeze ming over het reisdoel en het voortstu wingsmiddel, de essence de rosée, klonk die datum ongerijmd en bijna obsceen. Hoofden werden geschud, er heerste stilte. Welke troef hield Lodon in zijn mouw verborgen? Welke magistrale truc stond op het punt voltrokken te worden ten koste van ons, het publiek? De voorgaande lezing omtrent de Maan was met klimmende verbazing aange hoord; over oude selenografen als Schroeter ging het, die steden en laaien de branden had ontwaard op het Maan oppervlak, en Gruithuizen die later zelfs een selenische tempel waarnam, com pleet met park en daken. Het strijdpunt van de lunaire dampkring dreigde echter al die waarnemingen uit te wissen, vol gens Lodon een teken van een totaal verkeerd begrip van de verhouding tus sen werkelijkheid en imaginatie. Via de aantrekkingskracht van de Maan en de Zon op de Aarde, die voor een Maanreis van belang was in combinatie met het juiste voortstuwingsmiddel, kwam Lodon te spreken over zijn essence de rosée, en in het publiek werden de wenkbrauwen hoog optrokken en men wisselde veelbetekenende blikken uit, terwijl het geschuif en gekuch niet te stuiten waren. Lodon maakte een onverstoorbare en zelfs nobele indruk in zijn zwarte kostuum, met zijn grijzende slapen en marmerbleek gelaat, waarin de grote ogen donker fonkelden - ver schillende malen waren ze op mij geves tigd, ik wist het zeker, maar begreep tegelijk dat ik die ervaring deelde met zovelen die deze voordracht bijwoon den, en die ook herhaaldelijk de indruk moesten hebben dat de spreker juist hem of haar diep in de ogen keek, ter wijl Lodon zelf waarschijnlijk alleen een amorfe massa onderscheidde. Het aanzwellend rumoer werd abrupt afgesneden door de bikkelharde datum van vertrek. De korte en volledige stilte na die woorden werd gevolgd door nieuw en nog heviger rumoer. Lodon trad terug. Hier en daar mengde een begin van applaus zich in het kabaal - en alles stierf weer weg toen een viertal van Lodons nimfen voor het spreekgestoelte trad; twee klommen op de schouders van de anderen, hieven het linker- respectievelijk rechterbeen en vormden tussen zich in, met hun samengebrachte armen, een cirkel. De Maan? De Zon? De volkomenheid? De suite was omgetoverd in wat me nog het meest deed denken aan tijdschrift gravures van een luxueus serail. Wades en foulards, draperieën, kussens en moors koper bepaalden de toon. Tijdens het rondbrengen van de dranken na Lodons lezing had een kelner me een briefje in de hand gedrukt, behelzende een uitnodiging om aanstonds een informeel samenzijn in de vertrekken van de meester bij te wonen. Aldaar nam Madame Solowoyow me voortva rend onder haar hoede. De weduwe, hoewel al geruime tijd niet jong meer, was niet onaantrekkelijk op een struise, 6 Ballustrada

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1996 | | pagina 54